Waterdienst RWS heeft in opdracht van het Programmabureau Z.W. Delta en DG Water een memo opgesteld naar aanleiding van onze notitie “De herijking van de landelijke zoetwaterverdeling”.
De visie van B&H blijkt bestudeerd in het 
          licht van de plannen die worden ontwikkeld onder regie van de stuurgroep 
          Zuidwestelijke Delta (stuurgroep ZWD). De direct betrokken deskundigen 
          bij deze plannen hebben inbreng gehad bij de totstandkoming van dit 
          memo. 
          
Er ligt nu een versie van 15 februari 2010. 
          De belofte om ons in contact te brengen met de samenstellers zodra er 
          een concept ligt, is niet nagekomen. 
          De conclusies van dit memo, dat weinig weg heeft van een objectieve 
          analyse, verbazen ons dan ook niet.
Het concept, gedateerd is op 15 februari 2010, dook plotseling op als een bijlage bij een gesprek op 22 maart met mevrouw Nijhof, directeur generaal Water bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Dat dit niet kon was overduidelijk en er werd meteen door de aanwezige heer J. Schrijnen, programmadirecteur Zuidwestelijke Delta, een gesprek met deskundigen voor eind april beloofd. Ook dit vond niet plaats. In een afrondende bijeenkomst op 5 november 2010 is uiteindelijk besloten dit memo niet meer inhoudelijk te behandelen, gezien door voortgaand overleg en inzicht bespreking van het memo overbodig bleek.
Foto: 
          Cor Huijgens 
Inmiddels verscheen deze memo nog wel als bijlage in de Nota van Antwoord van het Volkerak-Zoommeer van juli 2010. Voor hen die de argumentatie van het memo toch nog in overweging nemen, verwijzen we naar de weerlegging van vele zaken in deze beschouwing.
De wijze waarop de planvorming ZWD tot stand komt baart ons zorgen. Mag een regionale stuurgroep zo snel en onsamenhangend een eigen uitvoeringprogramma ontwikkelen en hoe valt dit alles te rijmen met het komend overleg voor een klimaatbestendig Nederland?
Voor een objectieve beoordeling van de visie B&H dienen onafhankelijke deskundigen geraadpleegd te worden. Het gaat er om in hoeverre een bijdrage wordt geleverd aan waterveiligheid, aan zoetwatervoorziening en aan estuariene dynamiek.
Natuurlijk valt er iets aan onze plannen af 
          te dingen. Wij gaan er niet van uit dat ze zonder problemen zouden zijn. 
          Niet alleen zijn er verbeteringen aan te brengen, maar dient de planvorming 
          getoetst te worden op zowel een teveel als een tekort aan zoet water. 
          
          Aangezien het memo van Waterdienst in openbaarheid is gebracht, zijn 
          we genoodzaakt de inhoud ervan te beschouwen en grotendeels te weerleggen. 
          
          Het memo van Waterdienst (in 
          te zien op deze website vóór dit artikel) bestaat uit samenvattingen 
          of citaten uit de notitie van B&H, gevolgd door genummerde opmerkingen.
          Bij vrijwel elke opmerking van het memo hebben we onze bedenkingen. 
          Het zou te ver voeren als wij hier zo uitgebreid op het memo ingaan. 
          
We beperken ons hieronder tot het hoofdstuk:
4. Conclusies op basis van de nadere analyse.
Indien nodig kunt u de overige teksten altijd nog raadplegen.
          Adviesgroep Borm & Huijgens - augustus 2010
----------------------------------------------------------------------------------------------------------
Beschouwing van
memo/analyse Waterdienst
4. Conclusies op basis van de nadere analyse.
Wat betreft de punten 1 t/m 4:
Deze geven een uitstekend beeld van de kwaliteiten van onze visie.
          Betreft punt 5: 
Betreft a:
          Het probleem van de kwaliteit van het Volkerak-Zoommeer 
          (VZM) wordt inderdaad opgelost bij voldoende debieten. Vandaar dat wij 
          aandringen op voldoende aanvoer van zoet water.
          Het lijkt verstandig de Volkeraksluizen te handhaven i.v.m. aanwezig 
          peilverschil (50 cm) en geringe verhoging peil Hollandsch Diep.
          Ook in verband met het bewust wijzigen van peilverschillen voor afwatering, 
          zoetwaterreserve en scheepvaart is handhaving van sluizen gewenst.
          Daarnaast is het VZM ook in te zetten als laatste noodberging. Om te 
          kunnen aftoppen bij kritieke peilhoogte, zoals bij komberging. Hierbij 
          werkt een voorafgaande peilverlaging vergrotend voor de opvangcapaciteit.
          Betreft b:
          Op dezelfde wijze als bij de PKB Ruimte voor de Rivier 
          (RvR) kan het VZM als noodwaterberging gebruikt worden. Het enige verschil 
          is dat er bij noodberging bij de voorkeursvariant met een zoet milieu 
          er geen milieuwisseling van zout naar zoet plaatsvindt en sterfte van 
          het ecosysteem achterwege blijft.
          Voor een tijdelijk lager peil (voor afwatering West-Brabant, meer bergingscapaciteit 
          en doorvaarhoogten) blijven de Volkeraksluizen gehandhaafd.
          Zoet water voorkomt er verzilting en milieuwisselingen. Alle aandacht 
          kan naar het behoud van de zoetwatervoorraad, doorspoelen en het verder 
          tegengaan van de oorzaak, eutrofiëring. Een iets hoger basispeil van 
          Grevelingen en Hollandsch Diep is geen bezwaar voor noodopvangcapaciteit, 
          aangezien voorspuien als bergingsverhogende maatregel plaatsvindt.
Inrichtingsvoorstel Zuidwestelijke Delta - Adviesgroep Borm & Huijgens
Betreft c:
            Het Nationaal Waterplan (NWP) kent 
            erg veel waarde toe aan een open verbindingen tussen zee en rivieren. 
            Zowel het NWP als het Deltaprogramma kiezen dan ook voor estuariene 
            dynamiek als ecologisch hoofddoel. Wij sluiten hierbij aan en zien 
            nog geen andere mogelijkheid om dit te realiseren. Een langere route 
            geeft inderdaad een peilverhoging. Bij lage afvoeren is het een voordeel 
            dat het water minder snel afstroomt en bij hoge afvoeren zijn onder 
            meer de Haringvlietsluizen deels in te zetten.
De waterkwaliteit levert momenteel grote problemen. We krijgen geen zekerheid over hoe alles zich in detail zal ontwikkelen, maar in grote lijnen is het duidelijk dat doorstroming een verbetering zal zijn en zuurstofloosheid zal tegengaan.
Betreft d:
            I. De Afsluiting 
            van de Nieuwe Waterweg kan nader toegelicht worden. O.a. faalkans, 
            te lage sluisdeuren, vangt geen achterwaartse druk op, zoutindringing, 
            verloren gaan van zoet water, noodzakelijke bijdrage aan de landelijke 
            herverdeling zoet water en realisatie van de gestelde landelijke wateropgaven, 
            de afname van minimum zomerafvoeren naar 700 kubieke meter per seconde. 
            Dit alles maakt dat zeesluizen met voorrang gerealiseerd dienen te 
            worden. 

             Impressie 
            van een open Europoort en een Nieuwe Waterweg met schutsluizen (oranje) 
            en spuisluizen (geel).
Doorspoelen en spuien blijft ten alle tijden nog mogelijk. 
            De sluizen kunnen (net als de Haringvlietsluizen) een regulerende 
            functie krijgen.
            Het verlies van 1500 kubieke meter per seconde en zoetwatertekorten 
            worden hiermee voorkomen.
II doorsteek 
            Goeree
            III doorsteek Grevelingendam
            IV afwateringssluis Brouwersdam
            Deze drie maatregelen zijn noodzakelijke onderdelen van het plan.
V Het lekvrij maken van de Oosterscheldekering is niet wezenlijk van belang. De bergingscapaciteit neemt hierdoor met de Oosterschelde minder groots toe en verzoeting wordt door het binnenlekken van zout meer tegengegaan. Handhaven van de situatie totdat de kering vervangen wordt is een optie.
VI De mate waarin de Oosterschelde iets verzoet is regelbaar. Niet alleen kan het tijdelijk teveel aan zoet water afgevoerd worden door de Nieuwe Waterweg en het Volkerak-Zoommeer (schoonspoelen), ook de Haringvlietsluizen kunnen desgewenst overtollig water spuien.
VII Met de afsluiting van de Nieuwe Waterweg is het wegvallen van zoetwatergetijdennatuur hier onontkoombaar. Compensatie vindt elders plaats door de ontwikkeling van estuariene dynamiek. Hierbij ontstaan nieuwe zoetwatergetijdenmilieus.
VIII Veranderingen in Grevelingen. Al zojuist ter sprake gekomen. Alles is beter dan de huidige stratificatie en de slechte milieuomstandigheden.
IX Geringe peilverhoging Hollandsch 
            Diep. Dat klopt helemaal. Wat niet vermeld wordt is dat men bij extreme 
            rivierafvoeren in de delta maximaal kan voorspuien.
          
Vervolgens ontbreken in het memo de conclusies over de Afsluitdijk.
Hiervoor gaan we te rade bij Opm. 21:
De Adviescommissie Nijpels geeft aan dat grootschalige open verbindingen tussen de Waddenzee en IJsselmeer vanuit beheersbaarheid en zoetwatervoorraad niet wenselijk zijn.

Inrichtingsvoorstel Afsluitdijk - Adviesgroep Borm & Huijgens
Hier zijn we het geheel mee eens en daarom hebben 
            we gekozen voor een lange, smalle, reguleerbare en afsluitbare verbinding. 
            
            
Daarnaast is niet duidelijk waarom onze variant duurder 
            zou zijn. 
            Geleidelijk meegroeien met de natuur (zeespiegelstijging) is de meest 
            voor de hand liggende oplossing. 
            De voorgaande argumentatie maakt duidelijk 
            dat we met de conclusies van het memo van Waterdienst vooralsnog niet 
            instemmen. 
De stichting Verantwoord Beheer IJsselmeer is zeer enthousiast over ons inrichtingsvoorstel rond de Afsluitdijk en de Stichting De levende Delta onderschrijft grotendeels onze planvorming voor de Zuidwestelijke Delta.
            Tot slot zouden we het op prijs stellen als onze planvorming onafhankelijk 
            getoetst wordt op waterveiligheid, zoetwatervoorziening en estuariene 
            dynamiek. Dat was ook in eerste instantie duidelijk ons streven voor 
            een analyse van onze visie. 
            Wij raden de stuurgroep ZWD nogmaals aan om hetzelfde te doen voor 
            de door haar ontwikkelde planvorming.
            Adviesgroep Borm & Huijgens - augustus 2010
          
Summary Because of an earlier-then-promised presentation of the Memo 
                  Waterdienst (15/02/10) and the use of this draft memo as an 
                  appendix to several official documents, like the Nota van Antwoord 
                  Volkerak-Zoommeer July 2010, we felt that it was necessary to 
                  dispute the content. Further delay of the promised meeting about 
                  the memo with our advisory group, prevented the memo from ever 
                  reaching the desired objective form.  | 
              Samenvatting Vanwege de voortijdige presentatie van het Memo Waterdienst 
                  (15/02/10) en het gebruik van dit nog als concept beschouwde 
                  memo als bijlage bij officiële stukken, zagen we ons genoodzaakt 
                  om de inhoud grotendeels te weerleggen. Blijvend uitstel van 
                  de toegezegde inhoudelijke bespreking met onze adviesgroep leidde 
                  ertoe dat het Memo Waterdienst nooit haar gewenste objectieve 
                  vorm heeft gekregen.   |