Brabant Natuurlijk !, 2004 - Perspectief, 2008
door: W. Borm en C. Huijgens
Gebieden met een natuurbestemming worden steeds
vaker bevolkt door grote grazers, zijn minder beheersbaar of krijgen
te maken met milieuproblemen.
Ook in het rivierengebied worden voormalige polders en uiterwaarden
aan hun lot overgelaten. Het resultaat oogt ruig en dynamisch, maar
mag men zo blijven experimenteren met gebieden die ons worden toevertrouwd?
Natuurontwikkeling
In de afgelopen eeuw is veel veranderd in het
landschap. De natuur is jarenlang achteruit geboerd, een tegenbeweging
kwam op gang en op sommige plaatsen kan de natuur weer aardig uit
de voeten, omdat er de benodigde rust en regelmaat heerst.
Met de juiste mentaliteit komt iedere beheerder er wel uit. Respect
voor het verleden, oog voor de mogelijkheden die het landschap biedt,
een gezond waterbeheer en inspelen op verrassingen die de natuur toch
nog altijd in petto heeft. In redelijk schone en stabiele gebieden,
met jaar in jaar uit op ieder plekje een vast beheer, is het heerlijk
te constateren dat het de goede kant op gaat. Deze toename van de
natuurlijke rijkdom, noemen we vanouds natuurontwikkeling.
Nieuwe natuurvisies
Opvattingen over natuurbeheer zijn aan mode
onderhevig. Nadat begin vorige eeuw het accent lag op behoud en herstel,
ontstond op het einde een ware rage voor natuurontwikkeling, gestoeld
op een romantische hang naar oernatuur. Sinds Plan Ooievaar (1986)
in het land is, geven idealistische voorstanders van deze en verwante
stromingen aan de term natuurontwikkeling een wat gewijzigde betekenis.
Natuurontwikkeling is in hun ogen wat de mens aanricht of beter gezegd,
inricht. Dit gebeurt vaak grootschalig en rigoureus.
Natuurontwikkeling als ‘werkwoord’ is het doorsteken van dijken en
kades, het uitgraven van kreken, het met bulldozers bewerken van het
landschap en het verwijderen van de bovenlaag. Publiciteit wordt hierbij
zeker niet geschuwd. Televisie, websites en kleurige informatiefolders
promoten de nieuwe denkwijzen.
Scoren
Studiereizen naar voormalige Oostbloklanden
leren jonge onderzoekers wat oernatuur is. Daar zijn immens grote
oppervlakten waar de vervuilende mens nog maar weinig vat op heeft.
Zó moet het hier dus ook worden. Om zich te profileren brengen zij
hun up-to-date kennis onmiddellijk in de praktijk.
Geen traditionele voortzetting van een beproefd beheer. Daar val je
niet mee op. Nee, projecten waar mee te scoren valt, want de concurrentie
in biologenland is groot. ‘God schiep de aarde, maar ik ben een goede
tweede’, meent menig net klaargestoomde bioloog.
Wat spreekt meer tot de verbeelding dan hier, in het overvolle Nederland,
een oerlandschap te herscheppen? Zó van de drukte van de stad, floep,
terug in de oertijd. Heftig!
Vol enthousiasme gaat men, letterlijk vanaf de bodem, aan de slag
met ingrepen, noodgrepen en experimenten. Wie niet waagt, die niet
wint.
Tijdens de uitvoeringsfasen van deze plannen kan men u heel wat laten
zien. Lijvige rapporten rollen uit de computer en de mooiste presentaties
verfraaien de plannen. Dat is van groot belang voor het bureau waaraan
deze fase is uitbesteed.
Weer een ´natuurontwikkelingsproject´.
- Foto: C. Huijgens
Na oplevering blijft het betreffende bureau niet verder verantwoordelijk en is het naarstig op zoek naar nieuwe orders. Vóór dit tijdstip moet zelfs een leek bij het aanschouwen van de zandbergen en waterpartijen onder de indruk zijn van het gebeuren.
Strijd om ruimte
Voor oerlandschappen is ruimte nodig, ruimte
die we niet hebben. Het streven naar aaneengesloten grootschaligheid
is heilig en annexatie van aangrenzende natuurgebieden lijkt dan ook
onvermijdelijk. Nog niet verkavelde kleine landschapsjuweeltjes worden
door de grootse plannen opgeslokt. Een lappendeken van kleinschalige
landschapselementen is volgens de ‘natuurontwikkelaars’ niet meer
van deze tijd. Denk groot! Hele landschappen gingen op de schop en
eeuwenoude structuren verdwenen als sneeuw voor de zon. Na aanleg
hoort de mens zich als beheerder terug te trekken en krijgen de natuurlijke
processen de overhand. We zien wel wat het wordt. De komende generatie
zal zich vergapen aan een ruig landschap met verdronken uiterwaarden
en polders, bevolkt door grote grazers. En de kwaliteit? Die zit ‘m
in de kwantiteit.
De ontdekking van grote grazers
In de jaren zestig dachten velen dat Moeder
Natuur maar haar gang moest gaan, dan zou het wel goed komen. Maar
de beheersvorm ‘niets doen’ leidde in onze halfnatuurlijke landschappen
in de regel tot verarming.
Aan de andere kant is het intensieve natuurbeheer nogal duur - hooien
en plaggen kost geld.
Beide stromingen lijken elkaar en de oplossing gevonden te hebben
in de inzet van grote grazers.
Is deze keuze wel juist? Zorgt ze voor verrijking of verarming? Hoort
het thuis in onze schaarse natuurgebieden? Belemmert het niet de bosvorming
en verjonging? Zijn de beschikbare terreinen niet veel te klein voor
rondzwervende kuddes?
Vragen te over bij een reeds ingeburgerde beheersvorm.
De Beekse Bergen in rivierenland
De lastige verrekijker wordt overbodig, want
koniks, Heckrunderen, Schotse hooglanders, galloways, IJslandse pony’s
en andere ‘wilde huisdieren’ zijn veel beter waarneembaar dan onze
inheemse diersoorten. Nemen deze uitgezette dieren niet stiekem de
ruimte in beslag die we wilden reserveren voor onze eigen fauna? Of
zijn deze grote grazers onmisbare beheerders die meewerken aan de
landschapsbepalende natuurlijke processen?
Als we de publicaties moeten geloven, draagt elk dier met wetenschappelijk
verantwoord gegraas en geknabbel bij aan de diversiteit. De paarden
en runderen trappen niks plat met hun poten, maar scheppen microreliëf.
Ze vreten geen waardevolle begroeiingen weg, maar grazen selectief.
Wanneer zo’n ruig ogend huisdier een nest van een grutto vertrapt
- in begraasde terreinen neemt het aantal grondbroeders met 80% af
- is dat geen enkel bezwaar. Die vogel komt wel aan zijn trekken in
onze weidegebieden waar we nestbeschermers gebruiken. Vroeger bracht
de boer in de wintermaanden zijn koeien van de uiterwaarden naar de
beschutting van de warme stal. Zoiets past hier niet. Die ruig ogende
grazers moeten maar lekker buiten blijven, achter de afrastering met
wildroosters. Vraag je vooral niet af of in de prehistorie wilde paarden
en runderen hun wintervakanties in vergelijkbare dichtheden langs
de koude en vochtige rivieroevers doorbrachten.
Dynamiek en verstoring
Het overheidsbeleid is gericht op het verkrijgen
van meer ‘ruimte voor de rivier’. Dit om de dreiging van extreme waterstanden
te beteugelen.
De plannen om van uiterwaarden weer overstroombare gebieden te maken
vormen hierbij een belangrijke bijdrage aan de veiligheid van het
omringende land. Deze aan de landbouw onttrokken gebieden krijgen
meestal automatisch het predicaat ‘natuurontwikkelingsgebied’.
We weten inmiddels dat het gedrag van onze rivieren grillig is geworden.
Die dynamiek vergroot aan de ene kant de vestigingskans voor nieuwe
soorten, maar vormt tevens een bedreiging voor gevestigde soorten.
Hoe meer onder invloed van de rivier, des te armer is de samenstelling
van de vegetatie en neemt het broedsucces van moerasvogels af.
Botanici en ornithologen staan dan ook doorgaans niet te juichen,
maar in tijdschriften als ‘Nieuwe Wildernis’ doet men zijn uiterste
best om aan iedere geconstateerde verandering een positieve draai
te geven. De nieuwe stromingen moeten zich immers nog op vele fronten
bewijzen. Ze putten hun hoop en enthousiasme uit de stormachtige ontwikkelingen
die altijd volgen na de aanleg, in de jaren van verstorings- en pioniersvegetaties.
Door extreme waterstanden, langdurige inundatie, bezinking van vervuild
slib, een lozing van weet ik wat of gewoon een milieuramp zijn jarenlange
ontwikkelingen echter in een mum van tijd weer teniet gedaan.
Blauwe reiger - Foto: C. Huijgens
De vervuilde en intensief gebruikte waterwegen zouden
de zwakke ruggengraat moeten gaan vormen voor de gloednieuwe oernatuur.
Juist in het blijvend zwaar door de mens beïnvloede en verstoorde
rivierengebied wil men ‘autonome’, dat wil zeggen zelfregulerende
natuurgebieden laten ontstaan. Kwetsbaar én robuust. Een verrassende
tegenstelling!
Als er vervolgens met de Haringvlietsluizen geëxperimenteerd gaat
worden, dan zijn we in die regio verzekerd van ontwikkelingsperioden
van minder dan een half jaar.
‘Natuurontwikkelingsplannen’ met niet, nauwelijks of tijdelijk ontwikkeling
van natuur, is dit eigenlijk wel te rijmen? In onze ogen niet.
Geef terug!
Geef het woord natuurontwikkeling verdorie terug
aan héél natuurminnend Nederland en aan alle vormen van natuur! Natuurontwikkeling
begint niet alleen bij het nulpunt, maar vindt overal en op zoveel
manieren plaats. Het zou goed zijn als het natuurbeheer zich gaat
richten op het behoud van de resterende waardevolle cultuurnatuur
en op het blijvend garanderen van de randvoorwaarden voor de laatste
natuurlijke wordingsprocessen.
Per gebied, groot of klein, kunnen we ons de vraag stellen welk beheer
het juiste is om te komen tot een kwalitatief zo goed en duurzaam
mogelijk resultaat. We kunnen keuzes maken. Soms de minst slechte
en soms hele goede.
Summary: Failing nature management
Complete landscapes with ancient structures disappeared like snow in the sun. In any form of nature management or development, however, continuity and progress play an important role to achieve quality, diversity and sustainability. By lacking any connection with the natural processes, the new 'nature' is often missing a management vision for the long term. After the first realisation, the 'management' often choose for a deployment of large herbivores. In the meanwhile the belief in creating of nature by men decreases. When will we see the results of the many efforts to achieve primal nature, in a densely populated country with an complex artificial water balance. It would be better to nature conservation in the Netherlands to increase the focus on the preservation of the remaining valuable cultural nature and to create the conditions for the progress of the lasting natural processes.
Samenvatting: Falend natuurbeheer Opvattingen over natuurbeheer zijn aan mode onderhevig. Nadat in het begin van vorige eeuw in eerste instantie het accent lag op behoud en herstel, ontstond op het einde een ware rage voor natuurontwikkeling. De romantische hang naar oernatuur leidde tot het streven naar ontpolderen, grootschaligheid, robuustheid, dynamiek en toebedachte zelfregulering. Hele landschappen gingen op de schop en eeuwenoude structuren verdwenen als sneeuw voor de zon. Bij elke vorm van natuurbeheer of –ontwikkeling spelen echter continuïteit en voortgang een belangrijke rol om te komen tot kwaliteit, diversiteit en duurzaamheid. Doordat er geen aansluiting was bij de natuurlijke processen, ontbrak bij de nieuwe `natuurgebieden´ vaak een beheersvisie voor de lange termijn. Om na aanleg het `beheer´ toch enige vorm te geven werd waar mogelijk spoedig voor de inzet van grote grazers gekozen.
|
|