Het roer om naar
een veilig waterbeleid
Het roer om naar
een veilig waterbeleid
Land+Water oktober 2019
Waterbouwkundig ingenieur Christiaan Brunings,
grondlegger van Rijkswaterstaat, typeerde Nederland als ‘het telkenmale
opnieuw overgeschilderde doek’. Onder invloed van de mens verandert ons
land voortdurend en in toenemende mate. Het enorme oppervlak dat we beneden
de zeespiegel brachten, vereist een sterk kunstmatige waterhuishouding
met forse technologische oplossingen, zoals de Zuiderzeewerken en de Deltawerken.
Slogans als ‘Zeeland, Land-in-Zee’ en ‘Nederland Waterland’ doen ons beseffen
hoe ver de zee het land is ingebroken. De extreem lage ligging, de beperkte
houdbaarheid van onze waterkeringen, bodemdaling, verzilting en zoetwatertekorten
maken dat we mondiaal tot de landen behoren waar de bevolking bij zeespiegelstijging
het meeste risico loopt. Totdat er sprake is van een klimaatbestendige
inrichting, gaat Nederland een onzekere periode tegemoet.
We moeten ons tijdig en terdege voorbereiden op mogelijk geachte klimaatscenario’s,
waarbij zeker grootschalige systeemmaatregelen nodig zijn. De Adviesgroep
Borm & Huijgens vraagt zich af wat deze maatregelen voor consequenties
hebben voor mens en natuur.
Het klimaatjaar 2018
De voorspelde klimaatscenario’s ‘Zoetwater 2050’ werden al in 2018 werkelijkheid
en veroorzaakten nijpende watertekorten. Er ontstaan tevens grote verschillen
tussen de hoge en lage delen van ons land als gevolg van grondwaterdaling
en verzilting. Voor mens en natuur is blijvende zoetwatervoorziening
levensvoorwaarde nummer één. Op is op! Voor Vlaanderen
is het niet anders. Daar geeft men het derde jaar op rij voor droogte
code oranje. Landbouw en natuur leden de meeste schade. Op de lange
termijn worden de blijvende gevolgen van de grondwateronttrekkingen
en de voortschrijdende verzilting een groot probleem.
Naast de droogte vormden verontrustende prognoses over klimaatverandering
en zeespiegelstijging voor ons aanleiding tot het schrijven van de nota
‘De urgentie van een plan voor een klimaatbestendig Nederland’. Voor
er zo’n plan ligt zijn we minstens enkele jaren verder.
Nu is duurzame zoetwatervoorziening in het mondingsgebied van de grote rivieren zeker geen onmogelijke opgave. Door de huidige verspilling verdwijnt het meeste zoete water ongebruikt in zee. Dat kan slimmer! Voor waterkwaliteit, kwantiteit en het tegengaan van verzilting is het zaak het zoete water langer vast te houden in de bodem en als oppervlaktewater.
Geoorde futen Foto: Cor Huijgens
Een totaalvisie
De vraag bij klimaatverandering is niet wat er zal gebeuren, maar wat
er kan gebeuren. Onvermijdelijke keuzes kunnen niet langer vooruit geschoven
worden.
“Als je nu je kop in het zand steekt, kun je hem straks uit het water
halen." (citaat drs. Anita Pijpelink)
Dit vereist een plan dat berekend is op elk reëel geacht klimaatscenario.
Bij een milder verloop kan de aanpak meer beperkt blijven tot samenhangende
oplossingen voor rivierwaterberging en zoetwatervoorziening, het tegengaan
van verzilting en maatregelen voor een stevige aangroeiende kust. Een
stapsgewijze planning kan hierbij desinvestering voorkomen.
Het Deltaprogramma begon met inventarisatie en samenvoeging
van sectorale belangen. Het besef groeit dat er voor effectieve oplossingen
echter vanuit een totaalvisie gewerkt dient te worden. Deelplannen behoren
gebaseerd te zijn op en te passen in een landelijke basisstructuur. De
Europese adviesraad klimaatverandering zou hierin een sturende rol moeten
vervullen.
Er wordt vanuit het Deltaprogramma voorbereidend onderzoek gedaan voor
de samenstelling van een langetermijnvisie en dit jaar gaat het Kennisprogramma
Zeespiegelstijging van start.
De mate van zeespiegelstijging is nog met grote onzekerheid omgeven en
mogelijk blijft dat zo.
Een Deltaprogramma voor klimaatbestendigheid en een Nationale Omgevingsvisie
zouden het beste gezamenlijk nader worden uitgewerkt en juridisch vastgelegd.
Beide streven immers naar duurzaamheid en leefkwaliteit en dat biedt perspectief
voor een concreet beleid.
Samenwerken met water
Het mechanisch verplaatsen van sediment is per definitie een tijdelijke
maatregel en start vrijwel altijd met milieuverstoring. De natuur gaat
daarna het evenwicht herstellen.
Dit geldt onder meer voor afvlakken, suppleren, verdiepen, baggeren, afgraven,
ophogen en ontpolderen. Toch wordt hiervoor met regelmaat gekozen vanwege
een snel gewenst resultaat, de relatieve eenvoud, urgentie of financiële
overwegingen. Ook al gebeurt een en ander op grote schaal, een dergelijke
werkwijze blijft vergelijkbaar met eindeloos zandkastelen bouwen, in tegenstelling
tot de effectiviteit van vaste strekdammen.
Kraanvogels Foto: Cor Huijgens
Wel duurzaam zijn natuurlijke sedimentatieprocessen. Zandige
klimaatadaptatie door natuurlijke stroming, erosie en aanwas verloopt
geleidelijk en kan gestuurd worden met ‘harde’ maatregelen als keringen,
regelkranen, golfdempers, dammen en lagunekades, zodat de natuur zelf
‘zachte’ klimaatbuffers kan opbouwen. Daarbij blijven schokkende milieueffecten
achterwege en wat de natuur zelf deponeert of erodeert is blijvend: Building
with Nature. Deze werkwijze vraagt om gedegen vakkennis, geduld en flexibiliteit
in de vorm van bijsturing en aanpassing. ‘Samen-werken met water’, de
titel van het Rapport Veerman, moet een meer prominente rol gaan vervullen.
Zo geeft afsluiting van de Nieuwe Waterweg een verplaatsing van het kantelpunt
zee en rivieren naar een minder risicovol gebied. In combinatie met de
regelkraan Haringvlietsluizen, zorgt dit ook voor een betere verdeling
van de sedimenthuishouding, doorstroming van nu nog geïsoleerde wateren,
het terugdringen van verzilting en een toename van de algehele zoetwaterbuffer.
Een geleidelijk proces waar geen zandzuiger of baggeraar aan te pas hoeft
te komen.
De dreiging vanuit de rivieren
Een te vlotte grote waterafvoer van de rivieren vereist extra bergingscapaciteit
in het westen.
Die benodigde ruimte is momenteel alleen te vinden in de voormalige zeegaten.
Hoe meer wateroppervlak ingezet wordt, hoe meer spreiding, des te minder
het water opgezet wordt.
De opvangcapaciteit is aansluitend uit te breiden met een bekkenberging
in zee. Het is een belangrijk punt van aandacht voor het Programma Noordzee
en voor een vervolg of aanpassing van het OFL adviesrapport Noordzeestrategie
2030 om bij de ruimtelijke ordening op zee opties voor strategische oplossingsrichtingen
open te houden.
Voorkom milieurampen door verzoeting
Een vrijwel volledige vernietiging van een waterrijk ecosysteem zagen
we bij het wegvallen van het getij in de Biesbosch en na de omslag van
een brak estuarien naar een stilstaand eutroof milieu in het Volkerak.
Na massale sterfte en uitbraken van botulisme en blauwalgen volgden
decennia van aanpassing door de natuur. Abrupte milieuwisselingen vormen
een extra reden, naast een slecht functionerende vismigratie, om in
het Haringvliet niet met de Kier te werken.
Om dood en verderf bij berging van zoet rivierwater te voorkomen is
een groot oppervlak aan zoet of brak water als opvangcapaciteit nodig.
Het zoete Volkerak is onvoldoende.
De Zeeuwse wateren zijn helaas zouter dan ooit. Ook al zijn eenmaal
ingezette overheidstrajecten moeilijk om te buigen, de vigerende plannen
die zee en zout binnenhalen, zijn door de tijd achterhaald en moeten
dan ook van tafel.
De aarde is vergeven van zout water. Zoet oppervlaktewater
is kostbaar en uiterst zeldzaam. Nu al heeft een kwart van de wereldbevolking
te maken met extreme waterstress.
Waar mogelijk mag onze kustlijn verkort worden en de binnenwateren aanvangen
met langzame verzoeting. Het zoete water willen we immers niet meteen
kwijt op zee vanwege de toenemende verziltingsdruk en de behoefte om meer
zoet water te behouden. Dit is gunstig voor natuur, milieu, waterveiligheid
en leefbaarheid. Daarnaast kan de Voordelta een belangrijke functie krijgen
voor trekvissen door aangroeiende ondiepe brakke en zoute milieus, geschikt
voor de aanleg van migratierivieren.
Kwakken Foto: Gerda de Bruijn
De natuur past zich wel aan, nu wij nog!
Onze meest natuurlijk ogende waterrijke gebieden, zoals Biesbosch, zeegaten,
IJsselmeer en Waddenzee hebben in extreem hoge mate de invloed van menselijk
handelen ondergaan. De natuur heeft zich steeds aangepast.
Het niet voltooien van het oorspronkelijke Deltaplan en de pogingen
iets van het oude milieu te bewaren of te herstellen, hebben weinig
goed gedaan. Na de Deltawerken drongen zout en getij nog verder Vlaanderen
en Zuid-Holland binnen en voldeden grote wateren niet aan de gedroomde
verwachtingen. Dit als gevolg van de nog altijd sterk doorbroken kustlijn,
het handhaven van de isolatie door compartimentering, het landinwaarts
conserveren van extreem zoute milieus en de blokkade van de aanvoer
van zoet rivierwater die elke vorm van estuariene dynamiek uitsluit.
In de Grevelingen, een kunstmatig zoutwatermeer, voltrekt zich volgens
velen vanuit de zuurstofloze diepte een ecologisch drama, dat niet zal
verdwijnen met een opening in de Brouwersdam.
Laten we lering trekken uit de vele gemiste kansen.
Wanneer we de bestaande situatie verbeteren en aansluiten bij komende
veranderingen voor klimaatbestendigheid, dan ligt de weg open voor samenwerking
met de natuur. Stroming, herijking van de zoetwaterverdeling en de sedimenthuishouding
leggen de abiotische basis voor aquatische ecosystemen.
Langzaam dringt het besef door dat we het nooit beter weten dan de natuur
en dat de invulling van biotopen met organismen al helemaal niet aan
ons is. Prof. dr. H. (Henk) L. F. Saeijs noemde de Natuur de beste ingenieur.
We moeten dan ook de kans om met deze samen te werken met beide handen
aangrijpen.
Het roer om
Waterveiligheid en leefbaarheid bepalen de toekomstige lijnen van het
klimaatbestendig waterbeheer. Dit bij voorkeur aan de hand van een wetenschappelijk
onderbouwde toekomstvisie voor het behoud van Nederland en gerealiseerd
onder een sterke centrale regie van de overheid.
Hoe de toekomstige architectuur van Nederland er ook uit gaat zien, voor
de natuur is het van belang dat naast de harde ingrepen de veranderingen
zo geleidelijk mogelijk gaan en vormingsprocessen zich kunnen continueren
in tijd en ruimte. Er zal goed nagedacht moeten worden over hoe we denken
dat de natuur zich daarbij gaat ontwikkelen, maar zeker weten doen we
dat pas achteraf.
Grote karekiet Foto: Gerda de Bruijn
Instandhoudingsdoelen passen niet bij voortgaande waterprocessen
en evoluerende natuur.
Openbreken van de compleet dichtgetimmerde natuurwetgeving is vereist
voor een nieuw en gezond natuurbeleid, dat open staat voor transformatie
en herbestemming. Laat de natuur ditmaal de boot niet missen door te
zorgen dat ze kan meeliften en samenwerken met de transitie die zich
gaat voltrekken. Gooi het roer om naar een veilig waterbeleid!
Wil Borm
Martien Boelaars
Adviesgroep Borm & Huijgens - augustus 2019