De Biesbosch van vroeger wordt gekoesterd. Boeken
met historische prenten en sfeerimpressies gaan als zoete broodjes over
de toonbank.
Met de `terug in de tijd doelstelling´ zoetwatergetijdenmilieu voor
het Nationaal Park wordt er op papier nog altijd een getijdengebied
neergezet, terwijl in werkelijkheid het buitendijkse milieu onder invloed
staat van de rivieren.
Sterft de Biesbosch een langzame dood of herrijst ze als natuurgebied?
Veranderend landschap
Dat de oude Biesbosch verdwijnt, is iedere trouwe
bezoeker meer dan duidelijk. Hiervan getuigen boeken als “De Biesbosch,
het karakter na de grote verandering” en “Van hennip tot netelbos”,
onderzoeken en inventarisaties.
Afkalving en bodemaanslibbing zijn de belangrijkste processen. Na
1970 nam de verontreiniging van de waterbodems hier ongekende vormen
aan. Het buitendijks milieu kreeg een bedenkelijke kwaliteit en bleef
vanwege het onregelmatige riviergedrag soortenarm. Robuust en dynamisch,
roepen de liefhebbers van zo´n ruig landschap. Kwantiteit, maar geen
kwaliteit, waarschuwen de biologen.
Op hogere en geïsoleerde plaatsen hebben vervuiling
en verstoring gelukkig minder invloed. Men kan er waardevolle bosontwikkeling
en moerasvorming waarnemen.
Geïsoleerde natuurpoldertjes veranderden in ware vogelparadijzen.
In de Biesbosch leidde menig natuurproject tot een
teleurstelling. Dit door het streven naar zogenaamde oorspronkelijkheid
middels herstelwerkzaamheden, in plaats van in te spelen op veranderingen.
Zelfs veertig jaar na de afsluiting van het Haringvliet werd een poging
ondernomen om in de Zuiderklip een zoetwatergetijdenmilieu te krijgen.
Het ontbreken van doorstroming en getij veroorzaakte in de zomer van
2009 al een brei als erwtensoep, een dikke laag draadalg bedekte het
wateroppervlak (zie foto).
Draadalg in Zuiderklip fase 1 - Foto: C. Huijgens
Voor het project Zuiderklip wordt de komende periode
aan de hand van een milieueffectrapportage gezocht naar een betere
inrichting.
Met een bestemmingswijziging van getijdengebied naar bijvoorbeeld
water, moeras, rietvelden en weidevogelgebied kan dit hart van de
Brabantse Biesbosch alsnog een natuurfunctie krijgen.
Als er goede milieuvoorwaarden worden geschapen door inrichting en
beheer, dan kan de natuur hier zelf een duurzame invulling aan geven.
De Biesbosch op weg naar een Natura 2000 gebied
De Biesbosch staat op de nominatie om een Natura
2000 gebied te worden en de procedure hiervoor ging al in 2009 van
start.
De Europese Unie wil hiermee de achteruitgang in biodiversiteit stoppen.
Om in aanmerking te komen zijn duurzame en kwalitatief goede ontwikkelingsmogelijkheden
vereist.
In opdracht van het ministerie van LNV startten de
DLG (Dienst Landelijk Gebied) en Staatsbosbeheer met betrokkenen in
september 2009 met het samenstellen van het beheerplan voor de Biesbosch.
Het plan gaat de locaties van de in stand te houden natuurwaarden
beschrijven, geeft aan waar en in welke mate en in welk tempo natuurwaarden
moeten worden ontwikkeld, omschrijft de beleid- en beheersmaatregelen
die nodig zijn om de doelen te bereiken of te handhaven, welke bestaande
activiteiten hiervoor schadelijk zijn en hoe de uitvoering van het
beheerplan verder wordt gemonitord en gefinancierd.
Dit beheerplan is al in december 2010 in concept gereed.
Als parkbeheerder heeft Staatsbosbeheer invloed op de binnendijkse
en hogere delen. Hier kan het nieuwe beheerplan zich op richten.
Voor het buitendijks gebied kunnen slecht globale
verwachtingen en wensen beschreven worden. Daar bepaalt straks het
integraal landelijk waterbeheer de gang van zaken.
Het komende Nationaal Waterplan heeft twee hoofddoelen, namelijk waterveiligheid
en zoetwatervoorziening. Welke rol kan de Biesbosch hierin spelen?
De Biesbosch en de waterveiligheid
Bij hoge rivierafvoeren ligt de Biesbosch op
de overgang van waterafvoer naar noodberging.
Nu krijgt de Noordwaard een belangrijke functie in de nooddoorstroming
van het Rijnwater. De doorstromingsfunctie van de Brabantse Biesbosch
is echter te verwaarlozen, omdat het water dat via de smalle Bergse
Maas wordt aangevoerd gemakkelijk is te verwerken door de rivier de
Amer.
Het ziet ernaar uit dat voor de Brabantse Biesbosch de rol als wateropvang
van grotere betekenis zal zijn.
De bever (Castor fiber) heeft weinig invloed het Biesboschlandschap. - Foto: C. Huijgens
De risicokaart van Nederland maakt de noodzaak en
het ruimtetekort wat betreft wateropvangcapaciteit meer dan duidelijk.
Een overstroming van de Randstad kan onze maatschappij ontwrichten.
Bij zeer hoge rivierafvoeren gaat dan ook het Rijnmondgebied dicht
en stroomt het water richting Biesbosch en Haringvliet
Nu is het Haringvliet voor tijdelijke rivierwateropvang in de Zuidwestelijke
Delta te klein. Stagnatie van doorstroming in het Hollandsch Diep
vergroot bij hoge rivierafvoeren het overstromingsrisico in de regio
ten oosten van Moerdijk.
Zuidwest Nederland voelt nu al nattigheid.
Veel zal afhangen van de keuzes die gemaakt gaan worden voor de inrichting
van de Zuidwestelijke Delta. Alleen als daar de noodbergings-, doorstromings-
en spuimogelijkheden maximaal benut worden kan het overstromingsgevaar
in de Biesboschregio worden beperkt.
De Biesbosch en de zoetwatervoorziening
Regionale zoetwatervoorziening is afhankelijk
van de aanvoer uit het hoofdwatersysteem.
De herijking van de zoetwaterverdeling in Nederland start in 2009
en dient in 2015 afgerond te zijn. Deze verdeling bepaalt onder meer
de inrichtingmogelijkheden voor de wateren van de Zuidwestelijke Delta.
Geoorde futen - Foto: Cor Huijgens
De kans bestaat dat het Volkerak-Zoommeer, het op
een na grootste zoetwaterbassin van Nederland, zout gaat worden. Het
zoete water van het Haringvliet dreigt vervolgens door de Kier (experimentele
doorstroming van zout water bij de Haringvlietsluizen), door achterwaartse
verzilting via het Spui en door zoutindring bij de Volkeraksluizen
te worden besmet.
Het tijdelijk of definitief in onbruik raken van innamepunten van
zoet water maakt het noodzakelijk om alternatieve voorzieningen aan
te brengen en voor tijden van schaarste voorraadvorming te creëren.
Toen in de zestiger jaren in de Biesbosch de spaarbekkens
werden aangelegd zagen velen het verdwijnen van de landbouwpolders
als een bedreiging. Toch maakten deze bekkens de weg vrij voor de
instelling van een Nationaal Park.
Uiteindelijk bleek een vierde spaarbekken overbodig.
Zoetwatervoorraden in open verbinding met het riviersysteem
lopen het risico dat ze verontreinigd kunnen worden.
De enige kwalitatief hoogwaardige voorraadvorming die zekerheid geeft,
is die in spaarbekkens. Tot nu toe zijn er in de Biesbosch drie aangelegd.
Met het te verwachten verlies aan zoetwaterbuffers neemt de vraag
toe en is het niet denkbeeldig dat er weer gedacht gaat worden over
de aanleg van een of meer spaarbekkens in de Biesboschregio. Gezien
de locatie en de bestaande infrastructuur ligt deze keuze voor de
hand.
Mocht er afgezien worden van de verzilting van het Volkerak-Zoommeer en kunnen bij de herijking van de zoetwaterverdeling in Nederland de zoetwatervoorraden in de Zuidwestelijke Delta behouden blijven, dan zijn de bestaande bekkens in de Biesbosch voldoende.
De beste combinatie
Veel is nog onzeker wat betreft de buitendijkse
Biesbosch.
Als we eindigen met een duurzaam Nationaal Waterplan, een bij hoge
rivierafvoeren overstroombare Noordwaard, schone kunstmatige meren
in de vorm van spaarbekkens en een nieuw beheerplan voor de natuurpolders
en hogere gronden, dan is deze combinatie het best haalbare voor de
toekomst van het Nationaal Park.
Wellicht voldoet de Biesbosch hiermee aan de normen voor Natura 2000.
W. Borm en C. Huijgens