Zeeland, zout, zouter, het zoutst
Zeeland, zout, zouter, het zoutst
Het oorspronkelijke Deltaplan voorzag dan wel
in een zoet Zeeuws merengebied, maar uiteindelijk bleven Oosterschelde
en Grevelingen geheel zout. Tevens stopte de aanvoer van rivierwater.
Zeeland lag nog nooit zo sterk in het zout als nu.
Alsof dit niet ernstig genoeg is, beoogt de deltabeslissing Zoetwater
(!) om Zeeland buitensporig in de pekel te leggen door beperkt getij
op het Grevelingenmeer toe te laten en het zoete Volkerak-Zoommeer (VZM)
te verzilten. Zo wordt de indringing van zout nog verder landinwaarts
verlegt naar de West-Brabantse rivieren met vrijwel onomkeerbare effecten
voor het grondwater.
Welk doel dienen deze rigoureuze en uiterst kostbare ingrepen?
Waar draagt deze planvorming bij aan waterveiligheid en zoetwatervoorziening
en hoe verhoudt zich dit tot het algemeen belang? Ir. Wil Lases vraagt
zich in dit artikel af welke argumenten de beleidsmakers hebben om daar
geen rekening mee te houden.
Natuurkrachten
In onze delta zijn we onderhevig aan de invloed van natuurkrachten
op land en water en de interactie tussen zee en rivieren. Krachten die
vele malen groter zijn dan de mens en die we alleen met inzicht en kennis
enigszins kunnen geleiden. Zijn we de redenen voor het aloude visionaire
Deltaplan voor de veiligheid en de waterhuishouding vergeten? Is het
bewustzijn van de kracht en de macht van het water weggeëbd? Toch zal
aan die lijn moeten worden vastgehouden om op lange termijn te kunnen
overleven.
Landschapsingrepen vragen om voortijdige bezinning - Foto: Cor Huijgens
Zoet water is kostbaar
De laatste vier eeuwen zijn onze zeearmen steeds sterker
gaan uitschuren en dieper geworden. De verzilting nam daarmee sterk
toe. Het zoutgehalte bleef evenwel vanaf de mondingen afnemen naar de
Brabantse Wal, waar onder invloed van de rivierafvoeren het zoutgehalte
het laagst was. Het zoutgehalte van water varieert van bijna 0 tot 19
gram Cl’/l. Zoet water voor de landbouw heeft een zoutgehalte van 0
tot 0,3 gram Cl’/l. Het maakt slechts 1,5 % uit van het gehele interval
aan zoutgehaltes. Het zo lang mogelijk zoet houden van oppervlakte-
en grondwater is het algemene belang en gaat boven groepsbelangen. De
mens leeft op het land van zoet water en wil overleven in de delta.
Men moet zich dat goed bewust zijn. Daarbij komt dat zout water zwaarder
is dan zoet water en het zoete(re) water gemakkelijk kan verdringen.
Zoet water is uiterst gevoelig en een kostbaar goed.
Zelfredzaamheid eilanden gaat verloren
De eilanden konden zich goed redden met de zoetwaterbellen
in de duinen en in de werpzanden, die eveneens boven de zeespiegel lagen.
Hoe lager het zoutgehalte in de omgeving, hoe omvangrijker die zoetwaterbellen
waren en kunnen zijn.
Er komt inmiddels geen zoet water meer van de grote rivieren op de Oosterschelde
en de Grevelingen. Deze wateren zijn nog nooit zo zout geweest en zouden
dat met de bedoeling van het Deltaplan en ook zonder de huidige infrastructuur
in geen eeuwen geweest zijn.
Door de deltabeslissing Zoetwater zal het Grevelingenmeer nog wat in
zoutgehalte toenemen en het VZM, dat zich al dertig jaar als zoet meer
ontwikkelt, wordt volledig ecologisch teniet gedaan met een zoutgehalte
van 10 tot 16 gram Cl’/l. Dat is een aanmerkelijk hoger zoutgehalte
dan vóór de delta-infrastructuur. Het open water in Zeeland wordt kunstmatig
maximaal verzilt, zodat verdringing van het zoetere grondwater langzaam
maar zeker plaatsvindt. De vraag naar zoet water op de eilanden en langs
de rand van de lagere delen van de Brabantse Wal zal daardoor toenemen.
Door afgravingen, zonder respect voor de natuur van het bestaande land,
wordt steeds meer bodemweerstand tegen verzilting weggehaald. Dit heeft
grote negatieve consequenties voor de mogelijkheden van zoetwaterbellen
van enige omvang. Bovendien worden juist in de duinen en de hoog gelegen
randen vakantieparken aangelegd, wat niet bevorderlijk is voor de kwaliteit
van zoet grondwater en de omvang er van. Het aanleggen van pijpleidingen
vanuit het Brabantse om de eilanden van zoet water te voorzien en ’s
winters te injecteren in de bodem voor de landbouw is lokaal beperkt
haalbaar en niet duurzaam.
Deelbelangen blokkeren het algemeen belang
Terwijl in heel Nederland verzilting als een groot probleem
wordt beschouwd, wordt deze in het zuidwesten in hoge mate gestimuleerd
onder invloed van zoutlobby’s met relatief beperkte belangen. Landelijk
uniformiteit in beleid ontbreekt.
Sommige biologen beweren dat getij en zout bij Zeeland horen, maar verhullen
de antropogene oorsprong van de zeegaten. De mens zelf gaf er de zee
de kans het lage land zwaar aan te tasten.
Dit resulteerde in eilandpolders te midden van zeegaten. Het verder
binnenhalen van zout en getij is dan ook historisch geografisch onjuist.
Het primaire belang eerst
Het visionaire Deltaplan voorzag in het weer sluiten
van de kustlijn voor optimale veiligheid en in versterking van de zoetwaterhuishouding
voor de eilanden. Zoete Zeeuwse wateren, waaronder een zoet Grevelingenmeer.
Daarmee werd vooruit verdedigd, zowel wat de waterveiligheid betrof
als tegen de verzilting.
Met de blijvende relatieve zeespiegelstijging zet de verzilting sluipend
en ondermijnend door.
Primair van belang is het zoete(re) water naar de kust te brengen om
de toenemende verzilting van bodem en oppervlaktewater landinwaarts
zoveel mogelijk te vertragen. Daar zou maximaal op gestuurd moeten worden.
Er kleven wellicht bepaalde onvolkomenheden aan het Deltaplan in biologische
zin, maar deze hoeven niet te leiden tot onnodige tegendraadse ingrepen
met schier onomkeerbare effecten.
Ir. W. Lases - november 2015