Plannen Westerschelde missen
historisch perspectief
27 februari 2014 WATERFORUM DISCUSSIEFORUM
De nieuwe Programmadirecteur van de Zuidwestelijke Delta hield begin februari 2014 een voordracht voor De Levende Delta in de Stenge in Heinkenszand. Het verbaasde me dat de presentatie startte met een kaartje van de situatie in 1500. Het plaatje suggereerde dat de Westerschelde heel breed uitliep en dat we daarna veel hebben bedijkt. Bij dat kaartje hoort een heel verhaal, want anders ontstaat een verkeerde voorstelling. In de loop der eeuwen heeft juist menselijk handelen de vergroting van de Westerschelde bevorderd.
Los van de nauwkeurigheid geeft het kaartje als begrenzing van water en land de dijken aan. Het weinige houvast dat we hebben. Maar de grens tussen land en water is een andere dan de dijk. Die dijken werden hoog op het land aangelegd met de hand, de schop en de kruiwagen, om niet bij de eerste de beste hogere vloed weggespoeld te worden bij de aanleg. Er was dus een hoop voorland, dat meestal wel gebruikt werd, maar meer en meer werd prijs gegeven aan de steeds verder opdringende zee. Bovendien was het nog erg ondiep in de Westerschelde.
Voorts is dit een situatie van na de St-Maartensvloed van 1375 en de St-Elisabethvloeden, waarvan die van 1404 met name veel invloed heeft gehad.
Buitensporige veenwinning
De St.-Maartensvloed heeft een groot deel van West-(zeeuws)Vlaanderen
onder water gezet. Zelfs in het Oosten liep de boel onder als gevolg
van buitensporige veenwinning. De Braakman ontstond en na 1404 kwam
daar een tweede ondiepe geul bij, waardoor Biervliet een eiland werd.
Het gaat dus niet alleen om de oppervlakte, zoals op dat plaatje, maar
ook om de diepteligging en de hoeveelheid onbedijkt land. Ook de verziltingsopbouw
was veel en veel lichter dan nu het geval is. Dat we daarna weer aan
het herstellen gingen waar het voldoende hoog opgeslibd was, is logisch.
Militaire inundaties
Door de militaire inundaties van het einde van de 16e
eeuw waarbij 3/4 van Zeeuws-Vlaanderen onder water werd gezet, veroorzaakte
het, naast de ellende voor de polders, die men niet in de hand had,
ook een enorme erosie van de Westerschelde als gevolg van de veel grotere
debieten vanuit zee over de Westerschelde om al dat land te voorzien
van vloed en eb. Dit veroorzaakte eveneens het verlies aan polders langs
de Westerschelde als gevolg van bezwijken van die beperkte dijkjes door
de sterke stroming bij onder meer de Nieuwhofpolder (nu platen van Ossenisse),
de Valkenissepolder (nu plaat van Valkenisse) en in 1715 de Polder van
Namen (nu deel van het Land van Saeftinghe).
De zee bracht het zand terug
Toen na langdurige opslibbing van de geïnundeerde en
geërodeerde polders het land weer werd hersteld door bedijking, werd
het getijvolume minder en namen de stroomsnelheden op de Westerschelde
af. De Westerschelde was toen zo geërodeerd, dat de zee in plaats van
sediment te ontvangen, bijdroeg aan herstel van de Westerschelde, die
te ruim was, door sediment te leveren. Normaal hoort de zee vanuit een
estuarium het overtollige sediment te ontvangen voor de voordelta. De
zee leverde tussen 1875 en 1950 nog zo’n 100 miljoen kubieke meter zand,
dat we in de tweede helft van de 20e eeuw er weer in sneltreinvaart
tegennatuurlijk uit haalde.
16-de eeuwse kaart van sGrooten ca.1575. Zichtbaar zijn de overstroming op Zuid-Beveland door de Sint Felixvloed in 1530 en rond Biervliet door de Allerheiligenvloed in 1570. Hierna volgden de militaire inundaties van Zeeuw-Vlaanderen van 1580 en 1585 tot aan Antwerpen.
Onnatuurlijk verlies aan sediment, zandwinning
en ontpoldering
Sediment wordt verloren aan de Zeeschelde, die door de
Vlamingen veel te ruim is gemaakt, en nog altijd vindt zandwinning op
de Westerschelde en Zeeschelde plaats. Het gaat dus om menselijke ingrepen
in de fysische natuur van de Westerschelde en Zeeschelde. De Westerschelde
gaat nog steeds achteruit of die poldervernietigingsprojecten nu uitgevoerd
worden of niet. Van natuurherstel is geen sprake. Als de bedoeling van
het kaartje was om poldervernietiging (ontpoldering en afgraven naar
eigen genoegen) logisch te maken, dan moet men ook promoten dat de bodem
van de Westerschelde weer drastisch omhoog gebracht wordt en de verzilting
sterk teruggedrongen.
Averechtse planvorming
Als uitgangspunten voor de plannen voor de Zuidwestelijke
Delta werden veiligheid en zoetwaterhuishouding genoemd. Uit de toelichting
bleek echter dat dit niet het geval is. Men kiest er voor de Zuidwestelijke
Delta te verzilten en onze zoetwaterstellingen terug te trekken. Al
weer het ingrijpen voor een belangengroep, nu ten faveure van een ‘zoutwatergetijde
mode’.
De zoetwaterhuishouding is gebaat bij het zover mogelijk
brengen van zoetwater naar de kustlijn. Ook al zou het laatste deel
brak zijn. Zo weerstaat het de zoutindringing zo goed mogelijk.
Het beleid voor een zout Volkerak-Zoommeer is fundamenteel onjuist,
net als het Kierbesluit Haringvlietsluizen en een extra gat in de Brouwersdam.
Kaart inundaties Zeeuws-Vlaanderen bij het beleg van Antwerpen 1585
Geleiden van stromingen
In het kader van de veiligheid gaat het om het zo goed
mogelijk geleiden van de stromingen. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling
van terp naar bedijking naar kustlijnverkorting. Daar moet niet aan
gesleuteld worden. Maar ja, als de waterloopkundige discipline niet
primair bepalend is waar dat hoort, krijgen we elk wat wils plannen
rondom de lobby voor zoutwatergetijdegebieden zo ver mogelijk landinwaarts.
Ik zie deze ontwikkeling met lede ogen aan. Het kan hooguit een halve eeuw duren en dan wordt het weer teruggedraaid. Zonde van de verspilde algemene middelen.
Ir. W.B.P.M.(Wil) Lases
Aanvulling:
"Geen van de bezwaarschriften had de wezenlijke
problematiek van de Westerschelde en de invloed daarop van de ontpolderingsprojecten
aangekaart. Dan kan en mag de Raad van Staten er ook niet op ingaan.
Een verloren kans. De Hedwige is definitief verloren. Vlaanderen mag
het uitvoeren."