Eco-economisch gebruik van de
stormvloedkering Oosterschelde
Eco-economisch gebruik van de
stormvloedkering Oosterschelde
Voor de landelijke waterveiligheid moest ook het
zeegat de Oosterschelde met een dam worden afgesloten.
Verzet tegen deze afsluiting leidde tot een politiek compromis, tot de
aanleg van een stormvloedkering.
Het werd een technisch hoogstandje, een dam van 9 km lengte met 3 km aan
deuren, die dicht gaan bij storm in combinatie met hoog water op zee.
Het brakzoute voedselrijke milieu, dat milieuactivisten, schelpdierkwekers
en vissers wilden behouden, verdween alsnog en de Oosterschelde werd een
doodlopend zeegat zonder aanvoer van nutriënten door de rivieren.
Om waterveiligheid, zoetwatervoorziening en natuur deze eeuw duurzaam
hand in hand te laten gaan, pleit de Adviesgroep Borm & Huijgens voor
een integraal gebruik van de kering.
Halt aan een binnendringende zee
Wanneer een grote binnenlands gelegen watervlakte, vaak
ontstaan door dijkdoorbraak of inundatie, in open verbinding met zee komt
te staan, dan zullen de getijdenstromingen, die het hele oppervlak moeten
voorzien van eb en vloed, de aanvankelijk smalle en ondiepe verbinding
breed en diep uitschuren. Zo ontstonden de Zuiderzee, het Haringvliet,
de Westerschelde en de overige zeegaten. Bewoonbaar land veranderde in
grote watervlakten, slikken en schorren. Door deze zeegaten nam de waterveiligheid
af, met als gevolg dat Nederland per eeuw gemiddeld zo'n vier watersnoodrampen
kende.
De Zuiderzeewerken en Deltawerken maakten een einde aan de binnendringende
zee. De doorbroken kustlijn werd grotendeels hersteld.
Is een zeegat eenmaal afgesloten met een dam, dan zijn de eroderende stromingen
verdwenen en kan de zee buitengaats weer zand tegen de kust deponeren,
zoals nu bij de zogenaamde Voordelta, en zetten rivieren weer sediment
af op de bodem, zoals in het traject van Bergse Maas tot Haringvlietdam.
Interview met Borm & Huijgens op locatie door de Norddeutscher Rundfunk - Foto: C. Huijgens
Extra investering voor een stormvloedkering
De kosten voor een stormvloedkering bij de Oosterschelde
waren aanzienlijk hoger dan die van een dam. Het kunstwerk bevat 65 pijlers
met hydraulische cilinders om de schuiven te bewegen.
De kering moest absoluut onwankelbaar zijn, want als bijvoorbeeld één
schuif niet kon sluiten, dan zou de stroming in de opening gigantisch
groot worden.
Het stabiliseren van de bodem was een lastige opgave. Cunet baggeren,
opvullen met grof zand en verdichten met een speciaal daarvoor gebouwd
schip, bood de meeste zekerheid.
De enorme watervlakte achter de kering werkt als een spoelmeer. Door de
geknepen openingen worden de stroomsnelheden aanzienlijk versterkt en
is de eroderende werking op de bodem groot. Gezien de ongekend hoge stroomsnelheden
wordt de maximumcapaciteit van de kering al aardig bereikt. In dit kader
lijkt verdere uitbreiding van het prestigieuze project met getijdenturbines
in de doorstroomopeningen niet verantwoord.
Protest tegen afsluiting van de Oosterschelde - Foto: C. Kotvis
Bij de oplevering van de kering werd een onderhoudsschema
meegeleverd, dat voorzag in jaarlijkse bijstortingen van de aanzethellingen.
Managers van Rijkswaterstaat hebben 13 jaar lang het bijstorten nagelaten
om kosten te besparen. Dat bleek verkeerde zuinigheid. Oud-ingenieurs
sloegen in 2013 alarm. Rijkswaterstaat is toen meteen begonnen met een
serie bestortingen op en nabij de bodembeschermingsconstructies die niet
aan de veiligheidscriteria voldeden. Voor tientallen miljoenen euro’s
is een inhaalslag gemaakt om het achterstallig onderhoud weg te werken.
De zaak is nu gestabiliseerd en wordt onder controle gehouden.
Hoe nu verder?
Met de kennis van nu was er indertijd zeker een afdichtende
dam gekomen. Ook nu nog is het sluiten van de schuiven en het aanbrengen
van een zandlichaam tegen de kering een oplossing, maar velen zullen dat
zien als internationaal gezichtsverlies en dit tevens beschouwen als een
(kapitaal)vernietiging van het kroonjuweel in onze Deltawerken. Hoe vreemd
het besluit tot een stormvloedkering ook is geweest, velen zien het als
een omslagpunt waarna bij waterstaatkundige werken het belang van ecologie
wordt meegewogen.
Een stap voorwaarts naar een integraal gebruik van de stormvloedkering,
voor meer waterveiligheid en een gezond milieu, ligt dan ook beter in
de markt.
Borm & Huijgens stellen een inrichting op maat voor.
De waterveiligheid is te vergroten door het oppervlak van de Oosterschelde
dat in contact staat met zee aanzienlijk te verkleinen met een dam tussen
Noord-Beveland en Tholen. Zo nemen de extreme stromingen door de kering
sterk af en kunnen de hierdoor ontstane spoelgaten op natuurlijke wijze
verondiepen. Een oostelijk Oosterscheldebekken voorziet de omringende
eilanden blijvend van zoet water.
Na afsluiting van de Nieuwe Waterweg en bij voldoende aanvoer van rivierwater,
kan de stormvloedkering een open afsluitbare monding gaan vormen van een
nog te realiseren estuarium. Hiermee voldoet Nederland ruimschoots aan
de internationale verplichtingen voor vismigratie.
Het omslagpunt zee en rivieren bevindt zich nu nog in de extreem laag gelegen, dichtbevolkte omgeving van Dordrecht, een gebied zonder waterbergend vermogen.Met zeesluizen voor de Nieuwe Waterweg en een estuarium, met een doorsteek bij Goeree zoals op de afbeelding aangegeven, verplaatst dit punt zich naar de ruimere Grevelingen. Vergroting van het waterbergend vermogen, door inzet van alle beschikbare oppervlakten van het estuarium en de zoete bekkens, is vervolgens van cruciaal belang voor de rivierwaterveiligheid van geheel Nederland. Voorlopig loopt het gehele zuidwesten, inclusief de Randstad, nog altijd de meeste risico's.
De langere afvoerroute via het estuarium garandeert een lagere stroomsnelheid, het probleem van zandhonger neemt door natuurlijke sedimentatie af en het iets verhoogde rivierpeil is minder fluctuerend, wat gunstig is voor de scheepvaart. De Haringvlietsluizen blijven deze eeuw nog functioneren als regelkraan en noodspui en ook de stormvloedkering kan hopelijk nog een vergelijkbare tijd functioneren.
Eco-economie
Is er eenmaal een estuarium, rijk aan stroming en nutriënten,
dan komen er in de zoutbrakke Grevelingen en Oosterschelde naast hoogwaardige
procesnatuur ook alle kansen voor goede schelpdierteelten. Zoete bekkens
in Oosterschelde, Grevelingen en zo mogelijk Westerschelde dragen bij
aan de vorming van zoetwatervoorraden en gaan de verzilting tegen.
Een forse stap naar een duurzame eco-economie die nog wel behoort aan
te sluiten bij de spoedig te ontwikkelen langetermijnvisie voor heel Nederland.
Zo kan Nederland een pioniersfunctie gaan vervullen wat betreft het evenwichtig
samengaan van waterveiligheid, zoetwatervoorziening, milieu en economie
in laaggelegen kustgebieden.
W. Borm
Adviesgroep Borm & Huijgens
– integraal waterbeheer maart 2017