Stappenplan naar een klimaatbestendig Nederland
“Nederland moet niet wachten
op de volgende watersnoodramp, maar nu met daadkracht gezamenlijk vanuit
een cultuurhistorisch besef optreden tegen de klimaateffecten.”
Dat is de belangrijkste uitkomst van het symposium
‘Waterrijk Nederland vijftig jaar na nu’, dat de Nederlandse Vereniging
van Rentmeesters op woensdag 11 november 2009 in Utrecht organiseerde.
Dit geeft aan dat het raadzaam is om tijdig te beginnen met de noodzakelijke
zeesluizen voor de Nieuwe Waterweg, wil men straks bij diverse wateropgaven
niet met de rug tegen de muur staan. Het is gunstiger wanneer projecten
in alle rust en decennia vóór het bereiken van kritieke tijdstippen
gerealiseerd kunnen worden.
De roep om een integrale aanpak
Het advies van de commissie Veerman was geenszins bedoeld
als een ´dichtgetimmerd verhaal´. Het ontbreken van een centrale regie
leidde er echter toe dat de aanbevelingen spoedig gehanteerd werden
als richtlijnen. Daarmee zijn verschillende instanties, zoals regionale
stuurgroepen en werkgroepen, zelf aan de slag gegaan en hebben meerdere
plannen ontwikkeld. Deze plannen richten zich vaak op sectorale oplossingen,
op deelgebieden van de centrale problematiek, en dragen meestal een
regionaal karakter. Helaas vormt de optelsom van deeloplossingen niet
de integrale oplossing die op termijn voor heel Nederland veiligheid
en leefbaarheid garandeert.
Nederland is een te lage delta, grotendeels beneden
de zeespiegel. Deze historisch door de mens veroorzaakte problematische
en complexe waterhuishoudelijke situatie, beperkt de keuzemogelijkheden.
Er dient een duidelijk plan ontwikkeld te worden dat een integrale oplossing
beoogt voor de grote opgaven waarvoor ons land staat, zoals:
• Waterveiligheid door veilige zeeweringen en beheersing van de rivieren.
• Zoetwatervoorziening door het behoud van watervoorraden en het voorkomen
van verliezen.
• Ontwikkeling van gezonde estuaria.
• Terugdringen van de voortschrijdende verzilting.
• Realisatie van duurzame energievoorzieningen.
• Verbetering van de infrastructuur Randstad.
• Benutten van economisch rendabele oplossingen.
Wat staat ons (land) te doen ?
• Inventariseren van de bestaande oplossingsrichtingen.
• Verzamelen van de bruikbare elementen daarvan, die samen kunnen leiden
tot één integraal plan voor de oplossing van alle opgaven.
• Ontwikkelen op bestuurlijk niveau van een beleid dat dit integrale
plan waarborgt.
Jonge zilvermeeuw - Foto: C. Huijgens
Hoofddoelen
Waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ecologie dienen
bij de komende planvorming in samenhang beschouwd te worden en doorslaggevend
te zijn. Hierbij mogen economische aspecten zeker niet uit het oog verloren
raken.
Waterveiligheid omvat de bescherming tegen zee en rivieren.
Het eerste vereist een korte lengte aan primaire zeewering, het op orde
zijn van dijken en duinen en veilige keringen. Bescherming tegen het
rivierwater wordt gegarandeerd door een vlotte doorvoer, maximale noodberging
en spuimogelijkheden.
Na afronding van Ruimte voor de Rivier gaat bij hoge rivierafvoeren
het water versneld naar de Zuidwestelijke Delta. Deze is nog niet in
staat de klappen op te vangen. Maximale berging en spuimogelijkheden
moeten dan ook benut worden.
De faalkans van de Maeslantkering wordt te groot en met de hoogte van
de kering is geen rekening gehouden met zeespiegelstijging. Een veiliger
afsluiting van de Nieuwe Waterweg lijkt noodzaak.
Zoetwatervoorziening heeft baat bij beperking van zoetwaterverlies
en behoud van de zoetwatervoorraden. Zoet water is een kostbaar goed.
Buffering van zoet water kan verzilting tegengaan en kweldruk verminderen.
Zoetwatervoorziening is afhankelijk van voorraadvorming en beperking
van zoetwaterverlies.
De ecologische versterking krijgt gestalte in de estuariene
dynamiek, door open verbindingen tussen zee en rivieren. Hierbij zijn
doorstroming, kwaliteitsverbetering en een stabiel dynamisch milieu
vereist.
Estuariene dynamiek dient bovendien samen te gaan met waterveiligheid
en het terugdringen van de rivieropwaartse invloed van de zee. Alle
wateren worden onderdeel van één groot systeem in open verbinding met
zee, dat zich op natuurlijke wijze verder mag ontwikkelen. Een eco-economisch
aspect is dat de belangrijkste zoetwatervoorraden van Nederland hierbij
ondanks de open verbinding behouden kunnen blijven.
Steenlopers - Foto: C. Huijgens
Zeesluizen voor de Nieuwe Waterweg
De invloed van gletsjers op de Rijn neemt sterk af. Zowel
moessonregens als extreme droogtes worden verwacht. De rivierafvoeren
worden net zo wisselend als het weer. Men waarschuwt voor ernstige zoetwatertekorten
in de zomer.
Het jaar rond is er 1500 m3/s zoet water nodig om de indring van zout
tegen te gaan in de Nieuwe Waterweg. Dat is 40 % van de totale rivierafvoer.
Rijkswaterstaat verwacht dat in deze eeuw de minimum zomerafvoer van
1700 m3/s afneemt naar 700 m3/s. Dan gaat het allang mis.
Voor het zoetspoelen van poldersloten (Ies de Vries) wordt eveneens
40% van al het rivierwater gebruikt. Bij zoetwaterschaarste neemt deze
vraag juist toe.
Ook hier komen we spoedig klem te zitten. Reden om zuinig te zijn op
de zoetwatervoorraad in het Haringvliet en het Volkerak-Zoommeer
De herijking van de zoetwaterverdeling 2009-2015 dient dan ook te starten
met de aanleg van zeesluizen voor de Nieuwe Waterweg.
Routeverlenging naar zee
Om zowel de rivieropwaartse invloed van de
zee terug te dringen en gelijktijdig estuariene dynamiek mogelijk te
maken, zijn langere afvoerroutes naar zee vereist. Hiervoor zijn twee
mogelijkheden: Het rivierwater laten meanderen in de bestaande deltawateren
en de routes verlengen middels een lagune of omdijkt stroomtraject in
zee.
Er worden momenteel uiteenlopende inrichtingsplannen
voorgesteld die niet voldoen aan de genoemde voorwaarden. Zo geeft het
toelaten van zout in het Volkerak-Zoommeer niet alleen een wijziging
van het milieu, maar werkt het ook verzilting van de regio in de hand
en vernietigt het de zoetwatervoorraad. Omdat het zoute en brakke water
veel invloed heeft in de Zuidwestelijke Delta is het behoud van de zoetwatervoorraden
Volkerak-Zoommeer en Haringvliet van groot belang.
Afgeronde deelplannen
De route naar de toekomst dient helder te worden. Elke stap naar een
klimaatbestendig Nederland behoort genomen te worden in landelijke samenhang
en tevens gericht op de lange termijn. Het heeft de voorkeur dat elk
deelplan een afgerond en rendabel geheel is. Ook economische aspecten
in relatie tot onder meer verzilting, landbouw, zoetwatervoorziening,
toerisme, schelpdierenkweek, visserij, scheepvaart, industrie en energievoorziening
dienen integraal meegewogen te worden.
Er is in 2009 gestart met de herijking van de landelijke zoetwaterverdeling
en deze wordt in 2015 voltooid. In deze periode is het van belang om
de met de herijking samenhangende zaken voor te bereiden. De hoogste
prioriteit, in verband met waterveiligheid en zoetwaterverlies, heeft
de aanleg van zeesluizen in de Nieuwe Waterweg. De beslissing hierover
dient spoedig genomen te worden, zodat de voorbereidingen kunnen starten.
De realisatie van het Nationaal Waterplan omvat de herijking van de
zoetwaterverdeling in combinatie met de herinrichting van de Zuidwestelijke
Delta, het IJsselmeer en alle overige samenhangende deelplannen. Verder
in de tijd wordt het, gezien de klimatologische onzekerheden, steeds
moeilijker om nu al aan te geven wanneer bepaalde maatregelen genomen
dienen te worden.
Wij zijn bereid mede vorm te geven aan een overleg dat resulteert in effectieve landelijke planvorming voor een klimaatbestendig Nederland.
Adviesgroep Borm & Huijgens - december 2009
Toevoeging 2015:
Het Deltaprogramma heeft veel kansen laten liggen:
De herijking van de landelijke zoetwaterverdeling heeft nooit plaatsgevonden.
Binnen het Deltaprogramma is de bestaande waterverdeling het uitgangspunt.
Grote effectieve structurele systeemmaatregelen voor het tegengaan van verzilting en het garanderen van de zoetwatervoorziening ontbreken.
Een visie voor de lange termijn is er niet en er is
slechts een horizon van enkele decennia.