Inspraak
ontwerp Nationaal Waterplan
Geachte lezer,
Onderstaande brief is onze inspraak op het ontwerp Nationaal Waterplan van 22 december 2008. Deze is verwerkt in de reactie, de Nota van Antwoord van 22 december 2009, dat gelijktijdig verscheen met het Nationaal Waterplan 2009-2015.
Onderwerp: Inspraak ontwerp Nationaal Waterplan
Etten-Leur, 16 juni 2009
L.S.,
Hierbij onze definitieve reactie op het ontwerp Nationaal
Waterplan.
We beperken ons tot hoofdzaken in het vertrouwen dat u onderstaande
met zorg zult doorlezen en in uw overwegingen meenemen.
We nemen aan dat het Nationaal Waterplan in nauwe samenwerking met het
Kwartiermakersteam Deltaprogramma gestalte gaat krijgen.
Daarnaast onderschrijven we de doelen, basiswaarden en uitgangspunten
van het Deltaprogramma en hopen deze hiermee te ondersteunen.
(Inter)nationaal
Tussen mondiaal en regionaal ligt veel ruimte.
Mondiaal kunnen de interglaciale processen, de klimaatsveranderingen,
de toenemende waterschaarste en problemen in delta´s in beeld gebracht
worden.
Internationaal valt aan oplossingen de denken als het omdijken van de
Noordzee (v.d. Vlugt) en nationaal aan het ontwikkelen van een Voorkust
(v.d. Haak).
Tot nu toe richt het ontwerp Nationaal Waterplan zich
sterk op het in beeld brengen van regionale wateropgaven en op traditionele
maatregelen.
De diverse deelprogramma´s dienen echter een onderdeel te worden van
één totaalplan, één duurzaam evoluerende inrichting van de kust-, delta-
en riviergebieden.
Hierbij dient eveneens over de landsgrenzen gekeken te worden.
Een hechte samenhang ontbreekt nog in de planvorming.
De vereiste daadkrachtige en integrale aanpak dient nog nader te worden
uitgewerkt in het Deltaprogramma.
Centrale regie
Door de opeenstapeling van problemen wordt er soms regionaal
naar oplossingen gezocht, zonder dat er sprake is van een landelijke
samenhang.
Er zijn ook projecten die het Nationaal Waterplan niet afwachten vanwege
een schijnbare urgentie.
Zolang de randvoorwaarden nog onbekend zijn, is het
voor regionale stuurgroepen onmogelijk om een deelprogramma uit te werken.
Grote noodzakelijke beslissingen mogen daarom niet langer vooruit geschoven
worden. Nu doet de kans zich voor om de landelijke waterhuishouding
op orde te krijgen en moeten we doorpakken.
Pas nadat globaal de (in)richting voor de Nederlandse
waterhuishouding is vastgesteld kan begonnen worden met de samenstelling
en uitwerking van samenhangende regionale deelplannen.
Cruciaal hierbij is de komende verdeling van de zoetwateraanvoer over
het hoofdwatersysteem.
Een centrale regie geeft vervolgens aan welke doelen per deelprogramma
gehaald dienen te worden en welke middelen hiervoor beschikbaar zijn.
Tijdsdruk
De zo geroemde snelheid waarmee gewerkt wordt heeft ook
haar keerzijde.
De fase van ideevorming is nog lang niet voorbij.
Veranderingen roepen weerstand op en ook dat heeft tijd nodig.
De tijdsdruk werkt zowel verlammend als stimulerend.
Wil men alles goed en zorgvuldig afwegen, dan kost dat tijd.
Zand in de motor
Er heerst een algemene opvatting dat lopende projecten
door moeten gaan: Het komende Nationaal Waterplan mag niet stagnerend
werken.
Indien projecten grotendeels afhankelijk zijn van de nog nader te bepalen
inrichting, dan is een pas op de plaats wel zo verstandig.
Ter illustratie: Het experiment de Kier en de voorgestelde verzilting
Volkerak-Zoommeer hangen grotendeels af van de komende inrichtingskeuze
voor de Zuidwestelijke Delta en mogen dus best even wachten.
Efficiëntie
Een probleem is pas opgelost als de oorzaak wordt aangepakt.
Momenteel is er ruimte voor vernieuwend denken en handelen, doordat
de Commissie Veerman een bres heeft geslagen in het nationaal waterstaatkundig
bolwerk.
Plannen die nu nog als urgent beschouwd worden kunnen weleens in de
wachtkamer gezet worden. Enthousiasme, innovaties en prestigeprojecten
kunnen het zicht op de na te streven doelen aardig vertroebelen.
Het blijft belangrijk om de doelen voor ogen te houden
en hoofdzaken van bijzaken te scheiden.
Een centrale regie dient de prioriteiten en volgorde in samenhang te
bepalen.
Doelen
De prioriteit ligt momenteel terecht bij waterveiligheid
en zoetwatervoorziening.
Vervolgens is het zaak integraal en met de landschapsvormende processen
mee te werken.
Waterveiligheid
Het is van belang om de maatregelen van Ruimte voor de
Rivier te laten werken en de waterveiligheid te waarborgen. Om de maatgevende
afvoer van 16.000 kubieke meter water per seconde te kunnen opvangen
is voldoende noodberging nodig, het behoud van verval en doorstroming
en meer spuicapaciteit naar zee.
Bij de Maeslantkering is de huidige faalkans van 1/100
weliswaar op dit moment voldoende, maar de marges zijn verdwenen. Met
een rijzende zeespiegel, toenemende rivierafvoer en onzekerheid of deze
faalkans ook in de toekomst haalbaar blijft, is het moment dat de voornaamste
schakel in de beveiliging van west Nederland niet meer voldoet, niet
ver af.
De grootste ramp komt helaas uit zee en heeft een voorspeltijd van slechts
ca. 24 uur. M.a.w. elke investering in de veiligheid van de voordeur
(Maeslantkering) betaalt zich dubbel en dwars uit.
De enige echt substantiële verbetering van de faalkans vindt plaats
door de kering dubbel uit te voeren.
De Rijnmond heeft geen bergend vermogen en is om deze reden als permanente
afvoerroute ongeschikt. Voor tijdelijke berging spelen Krammer-Volkerak,
Grevelingen en Oosterschelde een rol. Een maximale berging zal de stijgsnelheid
bij gesloten zeemonden aanzienlijk verminderen.
Een impressie van de Nieuwe Waterweg met zeesluizen (oranje) en spuisluizen (geel)
De aanleg van sluizen in de Nieuwe Waterweg betekent
extra veiligheid voor de Randstad. De stadshavens en Drechtsteden worden
getijloos en zoet.
Door schaalvergroting van de scheepvaartsector is een zeewaartse accentverschuiving
zichtbaar en voormalige haventerreinen in de steden veranderen in woonwijken.
Waarom nu al niet het besluit genomen die sluizen aan te brengen?
Naast het voorgaande dienen uiteraard de overige veiligheidsmaatregelen gehandhaafd te blijven.
Zoetwatervoorziening
Er is gekozen voor het langer vasthouden en benutten
van het zoete water.
Nederland ligt voor de helft beneden de zeespiegel en heeft na ruim
een eeuw te kampen met de gevolgen van de aanleg van de Nieuwe Waterweg.
Van de totale rivieraanvoer wordt momenteel 40% gebruikt voor het terugdringen
van het zout in de Nieuwe Waterweg en eveneens 40% voor het zoetspoelen
van verzilte sloten.
Oplossingen voor efficiënter gebruik van zoet water dienen dan ook hier
gezocht te worden.
De sleutelpositie voor een herverdeling van de zoetwateraanvoer
ligt bij het beperken van het zoetwaterverlies in de Nieuwe Waterweg.
Zodra er sluizen aangebracht zijn is er voldoende zoet water beschikbaar
voor het gezond maken van de hele Nederlandse waterhuishouding. De overheid
dient het goede voorbeeld te geven in het efficiënt omgaan met zoet
water door “het lek van Holland” te dichten.
Met de wisselende aanvoer van zoet water kan het soms gewenst zijn om
ook door de Nieuwe Waterweg extra te spuien, terwijl op andere momenten
het verlies zoveel mogelijk beperkt dient te worden.
De huidige zomerafvoer van de Rijn van 1700 m3/s kan in een eeuw afnemen
naar 700 m3/sec. Van een vrije doorstroom door de Nieuwe Waterweg kan
dan absoluut geen sprake meer zijn en zelfs nu is, ondanks de voorkeursbehandeling
van de Nieuwe Waterweg bij de wateraanvoer, achterwaartse verzilting
van het Haringvliet niet altijd te voorkomen.
Zodra de Rijnmond gesloten is, is er voldoende zoet water beschikbaar
voor het gezond maken van de hele Nederlandse waterhuishouding.
Wanneer voor landbouwgebieden de werkelijke
kosten voor ontwatering en het zoetspoelen in beeld worden gebracht,
dan ligt bij lage polders de keuze voor het onder water zetten voor
de hand.
Dit biedt de mogelijkheid tot voorraadvorming van zoet water en geeft
tegendruk aan de zoute kwel.
Voor het tijdelijk in onbruik raken van innamepunten
van zoet water is het een goede zaak om voor tijden van schaarste mogelijkheden
tot voorraadvorming te creëren.
Zodra men over voldoende zoet water kan beschikken kunnen regionale
inrichtingen uitgewerkt worden in combinatie met berging en voorraadvorming.
Meervoudige wateropgaven Bron: Nationaal Waterplan 2009-2015
Fasering
Voorspellingen over de gevolgen van de klimaatverandering
hebben een hoge mate van onzekerheid.
Met een inrichting waarbij men veranderingen stapsgewijs kan bijhouden
en gefaseerd kan sturen, neemt men geen maatregelen die later overbodig
blijken en kan het voortschrijdend inzicht het vervolgtraject bepalen.
Samenwerken met water
Vrijwel alle waterproblemen zijn ontstaan door menselijk
handelen, waaronder de bodemdaling van Nederland en het grillige riviergedrag.
Milieuwisselingen, abrupte overgangen en zoetwaterschokken staan haaks
op het streven naar gezonde deltawateren.
Problemen als vermesting, blauwalgen en zuurstofloosheid kunnen opgelost
worden met doorstroming, maar daar waar mogelijk is herstel van de oorzaak
bij de bron te prefereren.
Ecologische oplossingen hebben de voorkeur boven technische oplossingen.
Hoe minder kunstmatig de inrichting, des te stabieler en goedkoper op
termijn.
In de stroomgebieden van de rivieren is tientallen jaren gewerkt aan
onder meer beekherstel, vispassages, natuurvriendelijke oevers en vloeiweiden.
Deze maatregelen worden pas echt effectief bij een blijvende overgang
van zout naar zoet.
Als de natuurlijke relatie tussen rivieren en zee zich kan herstellen,
dan kunnen de rivieren de ruggengraat gaan vormen van de natte component
van de Ecologische Hoofdstructuur, het netwerk van de Nederlandse natuur.
Aansluiting bij de richting van de natuurlijke processen is noodzakelijk
voor kwaliteit en duurzaamheid.
Het wordt geen strijd, maar een samenwerking met het water voor een
klimaatbestendig Nederland.
KRW en Natura 2000
De Afsluitdijk betekende in 1932 een enorm verlies voor
de trekvissen.
Later volgde een tweede klap: de Deltawerken. Voor de Nederlandse trekvis
is het inmiddels vijf voor twaalf.
Met een herziening van de zoetwaterverdeling doet zich een unieke kans
voor om de ecologische relaties tussen zee en rivieren blijvend te herstellen.
Het schip Dr. Ir. Joh. van Veen - Foto: C. Huijgens
De implementatie van de EU-Kaderrichtlijn water (KWR) en het Natura 2000 beleid vereisen maatregelen om het estuariene karakter te herstellen. Hiervoor zijn continue open verbindingen met zee noodzakelijk.
Dit betekent niet dat het estuariene karakter op dezelfde
locaties terugkeert.
Het is een misvatting om uit te gaan van natuurbehoud en natuurherstel
als een statisch gegeven.
Zowel de natuur als de inrichting van Nederland evolueren.
Voortgaande ontwikkelingen en processen bepalen uiteindelijk waar de
estuariene dynamiek ontstaat. Vervolgens moeten de landschapsvormende
processen zich duurzaam kunnen voortzetten.
De komende veranderingen vragen van velen de flexibiliteit om bestaande
idealen los te laten en achter een keuze te gaan staan die op termijn
het beste is voor waterveiligheid, economie en milieu.
De meest voor de hand liggende maatregelen zijn het
gezond maken van de geïsoleerde deltawateren middels doorstroming en
uitbreiding van de “voorkust” bij de mondingen in zee door de estuariene
overgangsgebieden zeewaarts te verlengen
Of na de te nemen maatregelen voor efficiënt gebruik van zoet water
de minimumafvoeren van de rivieren in de zomer voldoende zullen zijn
voor diverse inrichtingsvoorstellen dient spoedig berekend te worden.
Inrichtingsvoorstel
We zijn ons ervan bewust dat deze inspraak op het ontwerp
Nationaal Waterplan van een andere orde is dan het promoten van “Een
voorstel tot integraal landelijk waterbeheer”, maar anderzijds dragen
het illustratief maken, het vergelijken en het combineren van inrichtingsvoorstellen
bij tot de beeldvorming van een klimaatbestendig Nederland.
Voor ons voorstel verwijzen we u naar de websites www.onswater.com (zie:
ingezonden artikelen) en www.waterforum.net (zie: Forum).
Met vriendelijke groet,
W.J. Borm en C.H. Huijgens
Adviesgroep Borm & Huijgens