Foto: Cor Huijgens

Nederland krijgt jaarlijks met het neerslagoverschot en de rivieraanvoeren een overvloed aan zoet water. Het voldoen aan de watervraag nu en in de toekomst is dan ook vooral een kwestie van verbetering van de waterhuishouding en herijking van de landelijke zoetwaterverdeling. Er zijn haalbare toekomstscenario’s die voorzien in blijvende zoetwaterbeschikbaarheid en die verzilting effectief tegengaan.

Tijdelijke berging in diepe polders vraagt om nuancering
Op één punt wordt in de kamerbrief wel antwoord gegeven op de vraag waar waterberging kan plaatsvinden: 5% tot 10% van de diepe polders, bij voorkeur de diepste delen, zou voor waterberging gereserveerd moeten worden. Dit vanuit de redenatie dat water nu eenmaal naar het diepste deel stroomt.
Wanneer het droogmalen van sommige diepe polders niet langer rendabel is, wordt onder water zetten dan wel een optie, maar voor tijdelijk bergen zijn deze polders minder geschikt aangezien het veel energie kost om het binnengelaten water van daaruit uiteindelijk weer weg te pompen.

Overtollig water zou daarom juist waar mogelijk op hoger gelegen polders opgevangen moeten worden. Oppervlak en opzethoogte bepalen de bergingscapaciteit, niet de diepte. Een hoger gelegen zoetwaterreservoir kan bovendien in tijden van zoetwatertekorten gemakkelijker ingezet worden en biedt meer tegendruk aan zoute kwel. Locaties die zich in de nabijheid van watergangen of boezemwater bevinden of waar de meeste vrije ruimte aanwezig is, zouden hiervoor het beste ingezet kunnen worden. Aan zee grenzende Zeeuwse wateren, zoals het Grevelingenmeer, zijn vergelijkbaar uitstekend in te zetten als noodberging. Daarbij zijn tevens twee urgente zaken, het creëren van een zoetwaterreservoir en het terugdringen van verzilting, gebaat.
Tijdelijke berging in diepe polders vraagt om nuancering
.

Het oorspronkelijk Deltaplan zonder de door ir. Johan van Veen voorgestelde sluiting van Westerschelde en Nieuwe Waterweg.

Bouwlocaties: waar niet en waar wel?
De uitspraak: “We bouwen niet op locaties die nodig zijn voor waterberging, rivierafvoer en toekomstige dijkversterkingen.” geeft geen antwoord op de vraag waar deze locaties zijn gelegen. Met name voor tijdelijke noodberging van rivierafvoer is zeer veel ruimte nodig. Om bouwinitiatieven niet te frustreren is het noodzakelijk spoedig concreet aan te geven welke gebieden voor waterveiligheid gereserveerd zijn. Bij locaties waar wel gebouwd mag worden, vormt het kunnen verwerken van hevige neerslag, nu en in de toekomst, een belangrijke randvoorwaarde naast waterveiligheid.

Rogier van der Sande, dijkgraaf en voorzitter van de Unie van Waterschappen, geeft aan dat eenduidige landelijke richtlijnen op dit punt gewenst zijn. Voor tal van locatiekeuzes is een lange termijn visie vereist, maar die ontbreekt nog steeds.

Geen korte termijn, maar gericht op de lange termijn
De Kamerbrief van november richt zich met name op de korte termijn en op zaken die nu al aan de orde zijn. Maar alles wat we nu doen zou eigenlijk in het licht van de langere termijn moeten staan. Dat is vanwege het vooruitschuiven van beslissingen nog altijd niet mogelijk. Daarmee blijft de vraag of we later geen spijt krijgen van allerlei maatregelen die niet of minder nodig zijn als er gekozen wordt voor een gesloten en/of zeewaartse oplossing.

De vrees bestaat dat als de politiek zich eenzijdig richt op de kamerbrief (op de korte termijn), dat dan de discussie over de lange termijn misschien wel decennia opschuift. Dit gaat in tegen de urgentie verkondigd door Deltares en het Deltaprogramma 2023: “Er is geen tijd te verliezen.”

Wanneer er eenmaal een toekomstvisie voor Nederland is vastgesteld, kunnen maatschappelijke sectoren meeliften met de transitie en herbestemming op weg naar een klimaatbestendig land. Dit met maximaal behoud en inzet van de bestaande infrastructuur bij een duurzame en circulaire economie.

De brief van minister Harbers is door de media over het algemeen positief beoordeeld. Hoewel het gaat over een zeer belangrijk onderwerp, het veilig en leefbaar houden van Nederland, kreeg deze maar weinig aandacht.
De brief zet aan tot nadere bezinning over een blijvend functionerend watersysteem. We gaan een periode tegemoet waarin we met maatregelen proberen vooruit te lopen op klimaatverandering en zeespiegelstijging.

De brief ‘Water en bodem sturend’ geeft randvoorwaarden, maar om voortgang te kunnen maken is spoedig een visie nodig voor de lange termijn.

De herdenking van de Watersnoodramp heeft terecht veel aandacht gekregen. Vervolgens wordt het tijd om vooruit te kijken.

 

Wil Borm - Adviesgroep Borm & Huijgens

Dick Butijn - De Haakse Zeedijk