Water en bodem sturend,
maar waarheen?
Voortgang vraagt om een richting voor de lange termijn.
H2O 20 februari 2023 - Land+Water nr.5 - mei 2023
De keuze om water en bodem sturend te laten zijn voor een gezond milieu en een klimaatbestendige inrichting van Nederland wordt door deskundigen breed gedragen. Voor de lange termijn zijn daarbij de volgende uitgangspunten van belang: veiligheid tegen overstroming, borging van de waterkwaliteit, blijvende beschikbaarheid van voldoende zoet water, het tegengaan van verzilting en herstel van het grondwaterpeil.
De brief van minister Harbers van 25 november jl. aan de 2e Kamer
met de titel ‘Water en Bodem sturend’ beoogt met structurerende keuzes
houvast te geven aan partijen die plannen of beleid maken voor de
korte termijn. Hiermee is een begin gemaakt op het gebied van water,
bodem en ruimte. Nu nog een visie voor de lange termijn!
Bij water hangt alles met alles samen. De wijze waarop we in de wetgeving hebben vastgelegd hoe we met water en bodem omgaan en samenwerken wordt effectiever als we de schijnbaar ruimtelijk gescheiden functies zoals wonen, industrie, landbouw, recreatie, natuur en logistiek meer als één samenhangend geheel beschouwen. Onze totale infrastructuur is onlosmakelijk verweven met het landschap
Een eeuwenlang evoluerend samengaan van cultuur en natuur heeft ons land gevormd, met bodemdaling als meest ingrijpend resultaat. Met zo’n 18.000 km aan dijken, een veelvoud in lengte aan watergangen en rond de 5000 gemalen vormt Nederland één grote ‘watermachine’, die het land beneden zeeniveau droog houdt en extremen in neerslag en rivierafvoer zoveel mogelijk het hoofd biedt. Dat onmisbare bezit dienen we te koesteren en te verbeteren in de richting van een klimaatbestendige, circulaire en natuurinclusieve samenleving. Dit waar mogelijk in samenwerking met natuurlijke processen.
De grenzen van het water- en bodemsysteem komen in zicht en zijn zelfs op enkele punten al bereikt. Dit vraagt om maatregelen om het systeem te optimaliseren en voor de toekomst te borgen. Nu we ook nog de gevolgen van de klimaatverandering moeten trotseren ligt het niet voor de hand de watermachine te verlaten, want wat rest ons dan?
De complexe regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening zal zowel letterlijk als figuurlijk plaats gaan maken voor een masterplan voor het Nederland van de toekomst. Tal van bestaande visies en uitvoeringsprogramma’s behoeven aanpassing of heroverweging.
Nu nog een visie voor de lange
termijn
Op basis van de randvoorwaarden uit de brief van minister
Harbers wordt er gestreefd naar onder meer het creëren van ruimte
voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water, maar het is niet
duidelijk waar deze ruimte gezocht moet worden en over hoeveel ruimte
het gaat. Het ontbreekt aan heldere doelen en daarmee aan lange termijn
kaders voor de toekomst.
Gebiedsoverstijgende onderwerpen vragen
om centrale afwegingen. Het Deltaprogramma 2023 stelt terecht dat
de verbinding tussen korte- en langetermijnopgaven versterkt moet
worden!
.
Voldoen aan de watervraag
De kamerbrief gaat ervan uit dat we in de komende decennia en op langere
termijn watertekorten en voortgaande verzilting dienen te accepteren.
Het drinkwatergebruik zou in 2035 al met 20% verminderd moeten zijn.
De brief gaat daarmee voorbij aan mogelijke oplossingen voor het gelijk
houden of verhogen van het drinkwateraanbod.
Een effectieve oplossing is het afsluiten van de Nieuwe Waterweg met zeesluizen. Het immense volume aan zoet oppervlaktewater dat nu ongebruikt geloosd wordt op zee komt dan beschikbaar voor de drinkwatervoorziening, de aanleg van zoetwatervoorraden, vernatting van hoge zandgronden en aanvulling van het grondwater.
Foto: Cor Huijgens
Nederland krijgt jaarlijks met het neerslagoverschot en de rivieraanvoeren een overvloed aan zoet water. Het voldoen aan de watervraag nu en in de toekomst is dan ook vooral een kwestie van verbetering van de waterhuishouding en herijking van de landelijke zoetwaterverdeling. Er zijn haalbare toekomstscenario’s die voorzien in blijvende zoetwaterbeschikbaarheid en die verzilting effectief tegengaan.
Tijdelijke berging in diepe
polders vraagt om nuancering
Op één punt wordt in
de kamerbrief wel antwoord gegeven op de vraag waar waterberging kan
plaatsvinden: 5% tot 10% van de diepe polders, bij voorkeur de diepste
delen, zou voor waterberging gereserveerd moeten worden. Dit vanuit
de redenatie dat water nu eenmaal naar het diepste deel stroomt.
Wanneer het droogmalen van sommige diepe polders niet langer rendabel
is, wordt onder water zetten dan wel een optie, maar voor tijdelijk
bergen zijn deze polders minder geschikt aangezien het veel energie
kost om het binnengelaten water van daaruit uiteindelijk weer weg
te pompen.
Overtollig water zou
daarom juist waar mogelijk op hoger gelegen polders opgevangen moeten
worden. Oppervlak en opzethoogte bepalen de bergingscapaciteit, niet
de diepte. Een hoger gelegen zoetwaterreservoir kan bovendien in tijden
van zoetwatertekorten gemakkelijker ingezet worden en biedt meer tegendruk
aan zoute kwel. Locaties die zich in de nabijheid van watergangen
of boezemwater bevinden of waar de meeste vrije ruimte aanwezig is,
zouden hiervoor het beste ingezet kunnen worden. Aan
zee grenzende Zeeuwse wateren, zoals het Grevelingenmeer, zijn vergelijkbaar
uitstekend in te zetten als noodberging. Daarbij zijn tevens twee
urgente zaken, het creëren van een zoetwaterreservoir en het terugdringen
van verzilting, gebaat.
Tijdelijke berging in diepe polders vraagt om nuancering.
Het oorspronkelijk Deltaplan zonder de door ir. Johan van Veen voorgestelde sluiting van Westerschelde en Nieuwe Waterweg.
Bouwlocaties: waar niet en
waar wel?
De uitspraak: “We bouwen niet op locaties die nodig zijn voor waterberging,
rivierafvoer en toekomstige dijkversterkingen.” geeft geen antwoord
op de vraag waar deze locaties zijn gelegen. Met name voor tijdelijke
noodberging van rivierafvoer is zeer veel ruimte nodig. Om bouwinitiatieven
niet te frustreren is het noodzakelijk spoedig concreet aan te geven
welke gebieden voor waterveiligheid gereserveerd zijn. Bij locaties
waar wel gebouwd mag worden, vormt het kunnen verwerken van hevige
neerslag, nu en in de toekomst, een belangrijke randvoorwaarde naast
waterveiligheid.
Rogier van der Sande, dijkgraaf en voorzitter van
de Unie van Waterschappen, geeft aan dat eenduidige landelijke richtlijnen
op dit punt gewenst zijn. Voor tal van locatiekeuzes is een lange
termijn visie vereist, maar die ontbreekt nog steeds.
Geen korte termijn, maar gericht op
de lange termijn
De Kamerbrief van november richt zich met name op de korte termijn
en op zaken die nu al aan de orde zijn. Maar alles wat we nu doen
zou eigenlijk in het licht van de langere termijn moeten staan. Dat
is vanwege het vooruitschuiven van beslissingen nog altijd niet mogelijk.
Daarmee blijft de vraag of we later geen spijt krijgen van allerlei
maatregelen die niet of minder nodig zijn als er gekozen wordt voor
een gesloten en/of zeewaartse oplossing.
De vrees bestaat dat als de politiek zich eenzijdig richt op de kamerbrief (op de korte termijn), dat dan de discussie over de lange termijn misschien wel decennia opschuift. Dit gaat in tegen de urgentie verkondigd door Deltares en het Deltaprogramma 2023: “Er is geen tijd te verliezen.”
Wanneer er eenmaal een toekomstvisie voor Nederland is vastgesteld, kunnen maatschappelijke sectoren meeliften met de transitie en herbestemming op weg naar een klimaatbestendig land. Dit met maximaal behoud en inzet van de bestaande infrastructuur bij een duurzame en circulaire economie.
De brief van minister Harbers is door de media over
het algemeen positief beoordeeld. Hoewel het gaat over een zeer belangrijk
onderwerp, het veilig en leefbaar houden van Nederland, kreeg deze
maar weinig aandacht.
De brief zet aan tot nadere bezinning over een blijvend functionerend
watersysteem. We gaan een periode tegemoet waarin we met maatregelen
proberen vooruit te lopen op klimaatverandering en zeespiegelstijging.
De brief ‘Water en bodem sturend’ geeft randvoorwaarden, maar om voortgang te kunnen maken is spoedig een visie nodig voor de lange termijn.
De herdenking van de Watersnoodramp heeft terecht veel aandacht gekregen. Vervolgens wordt het tijd om vooruit te kijken.
Wil Borm - Adviesgroep Borm & Huijgens
Dick Butijn - De Haakse Zeedijk