Door onder meer rapporten van het IPCC en Deltares
en de bijdragen van het Kenniscongres Oosterschelde en het negende Nationaal
Deltacongres zijn we overtuigd van de noodzaak van een toekomstvisie
voor een klimaatbestendig land.
Ruim de helft van ons land brachten we beneden de zeespiegel, waardoor
laag Nederland tot de gebieden behoort waar de bevolking het meeste
risico loopt bij zeespiegelstijging.
Voor behoud van bewoonbaar land zal men het water in toenemend mate
keren, bergen en bemalen. Wanneer de stijging van de Noordzee in een
versnelling komt is niet te voorspellen. Als we niet doorpakken met
de benodigde infrastructuur, kan het te laat zijn.
Een duurzame visie, nader uitgewerkt in een overkoepelend Dekltaprogramma waterveiligheid en zoetwatervoorziening, voorkomt kapitaalvernietiging, maakt een einde aan de onzekerheden en geeft sturing aan de ruimtelijke ordening.
Water in een circulaire economie
De leefomgeving van de mens beperkt zich tot gebieden met zoet water.
Naar schatting worden halverwege deze eeuw meer dan 5 miljard mensen
getroffen door zoetwatertekort. Minder dan een tienduizendste van het
water op aarde is zoet oppervlaktewater, water waarvan veel leven en
welvaart afhankelijk is. Alle reden om in dichtbevolkte delta’s zuinig
om te gaan met het zoete water, te streven naar een circulaire eco-economie
en verzilting effectief te bestrijden.
Illustratie: JpBlom - Jpictures Stichting Blauwe Lijn
Zolang in Nederland het merendeel van de rivieraanvoer wordt verspilt om tegendruk te bieden aan het via de Nieuwe Waterweg bij vloed binnendringende zout, worden de zoetwatertekorten alsmaar maar nijpender.
Waterveiligheid in het geding
Maatregelen om klimaatverandering te vertragen zijn voorlopig marginaal.
De wetenschap is het over de CO2 problematiek nog lang niet eens en
ook over het pakket van maatregelen van het concept klimaatakkoord is
het laatste woord nog niet gesproken.
Alleen landelijke systeemmaatregelen kunnen nog tijdig leiden naar klimaatbestendigheid.
Met alleen zandsuppleties, dijkverhogingen en een vlotte doorstroming
redden we het niet. Een gesloten of afsluitbare kustlijn blijft randvoorwaarde
voor een beheerbare landelijke waterhuishouding. Zowel de stormvloedkering
in de Oosterschelde als de Haringvlietsluizen zijn niet berekend op
een meter zeespiegelstijging. Als we niets doen, zijn we straks weer
terug bij af, met somberder vooruitzichten. Ingenieur Frank Spaargaren
– onder wiens supervisie de stormvloedkering in 1986 af kwam - wees
hier op in 2017.
Zeewaterveiligheid vereist een krachtige en aangroeiende kust. Rijkswaterstaat
zoekt daarom naar een systeemsprong als alternatief voor de cumulatieve
zandsuppleties.
Rivierwaterveiligheid vraagt om een nationale noodberging die extreem
hoge aanvoeren gedurende stormopzet kan opvangen. Ruimte hiervoor vinden
we alleen op zee.
De tweede Deltacommissie gaf de opdracht om ons blijvend te beschermen
tegen en samen te werken met het water. Een stijgende zeespiegel en
een land dat steeds verder daalt, samen met extremen in riviergedrag
en een grotere kans op stormen met orkaankracht, maken dat het de hoogste
tijd wordt voor een totaalplan voor een klimaatbestendig Nederland.
Niet voorbereid op een ramp
Mocht er zich nu onverwacht een watersnoodramp voordoen, dan zijn we
daar nauwelijks op voorbereid. Gezien het grote risico is een landelijk
rampenplan geen luxe. Vitale functies, zoals centrale voorzieningen
voor energie en communicatie, behoren overstromingsvrij op hoogte geïnstalleerd
te zijn. Veel verdeelstations en dataknooppunten zijn dat nog zeker
niet. Hulpmaterieel en menskracht dient voorhanden te zijn en vluchtplaatsen
bij iedereen bekend. Overheid en inwoners behoren te weten hoe te handelen.
Men moet en kan het eens worden
Het kabinet is eindverantwoordelijk voor het ‘Waterschap Nederland’.
Daarnaast zijn de waterschappen (UvW), de provincies (IPO), de gemeenten
(VNG), de samenstellers van het Deltaprogramma en Rijkswaterstaat hier
bij betrokken. Ook kennisinstituten en adviesraden spreken terecht een
woordje mee. Verder spelen de belangen van onder meer landbouworganisaties,
industrie, natuurbeheer, woningbouw en recreatie.
Een doorlopende kust en grensoverschrijdende rivieren maken tenslotte
samenwerking met onder meer België en Duitsland onontbeerlijk. Water
kent immers geen landsgrenzen.
De periode waarin meer dan duizend instanties het waterbeheer trachtten
te regelen ligt dan wel achter ons, maar nog altijd is er geen eenheid
in waterstaatsbestuur.
Men kan het alleen eens worden op basis van kennis van zaken en een wetenschappelijke grondslag. Daarom zal de taak om te komen tot klimaatbestendigheid moeten worden toevertrouwd aan een team van deskundigen. De deltacommissaris kan hierbij een sturende en verbindende rol vervullen om te komen tot een consistent beleid. Alle mogelijke expertise dient hierbij gemobiliseerd te worden.
De impact van een landelijke systeemkeuze
Zonder een voorkeur uit te spreken, illustreren we hier de impact van
een grote structurele maatregel voor de lange termijn:
Als voorbeeld nemen we het plan van de ingenieurs Rob
van den Haak en Dick Butijn: De Haakse Zeedijk.
Deze ‘boezem in zee’ bestaat uit een kilometers brede klimaatdijk zo’n
25 km in zee, die een aantal bekkens omsluit, waarin het peil rond 0
NAP gehandhaafd blijft.
De bekkens vormen een ruime nationale noodberging, verbeteren de zoetwatervoorziening,
verminderen de verziltingsdruk, scheppen veilige binnenkustvaart en
bieden mogelijkheden voor natuur en recreatie.
De zeedijk beschermt de huidige kust en maakt havens toekomstbestendig.
Tal van nieuwe infrastructuur, zoals containertransferia, een nationaal
vliegveld boven zeeniveau en projecten voor duurzame energieopwekking
en -opslag kan meeliften.
Het grote voordeel van De Haakse Zeedijk is dat de rivieren op het huidige
peil blijven en niet meestijgen met de zeespiegel. De beheerbaarheid
van rivierpeilen en afstroming wordt aanzienlijk verbeterd en zorgt
zo voor het voorlopige behoud van het landelijk watersysteem met optimalisering
van de randvoorwaarden. Het plan heeft daardoor beperkte consequenties
voor de bestaande ruimtelijke ordening. Gefaseerd en flexibel is het
wellicht de beste keuze.
Een stapsgewijze en modulaire aanleg van de Haakse Zeedijk
begint met kustbescherming door drijvende golfdempers en de aanleg van
zeesluizen voor de Nieuwe Waterweg (Plan Sluizen).
De voormalige zeegaten worden als eerste toegevoegd aan de nationale
noodberging, doorstroming met zoet water verbetert de milieukwaliteit
en de zoetwatervoorraden worden uitgebreid. Vervolgens worden de bekkens
in de loop van de eeuw in volgorde van zuid naar noord aangelegd. Wellicht
ook een Vlaams bekken. Voorafgaand aan de definitieve sluitingen met
spuisluizen kan men de bodems jarenlang gericht laten opslibben.
Schematische weergave van De Haakse Zeedijk (een
variatie met een Scheldebekken)
Zeeschepen hoeven hoogstens eenmalig te schutten. Maasvlakte en Europoort
blijven (voorlopig) in open verbinding met zee.
Spuisluizen handhaven het waterniveau in de bekkens op 0 NAP en over een eeuw wordt er ook uitgemalen. Het rivierwater stroomt vrij in de bekkens via open/afsluitbare keringen.
Drijvende golfdempers bevorderen zandaanwas en voorkomen afslag. Samenwerken met de ondiepe zeebodem en de zandaanvoerende stromingen vormt de basis van deze tweede kustlijn.
Daadkrachtige en kundige sturing
Als opmaat presenteerde Adviesgroep Borm & Huijgens in augustus
2018 de nota ‘De urgentie van een plan voor een klimaatbestendig Nederland’.
In november 2018 verscheen vervolgens het rapport ‘Hoogste tijd voor
het maken van een masterplan waterveiligheid en zoetwatervoorziening’
van dr. ir. Gerd Kamerling c.s., dat enkele plannen voor de lange termijn
vergelijkend in beeld brengt. We dienen verantwoorde keuzes te maken,
waarbij elke stap een afgerond project is binnen het grote geheel. Hoe
eerder een maatregel gerealiseerd, des te meer we er de vruchten van
plukken.
De drive tot aanpassing aan de klimaatverandering is alom aanwezig en
men wacht op een daadkrachtige aansturing door de overheid, met voldoende
middelen, effectieve plannen en een strakke organisatiestructuur. Het
mag zeker geen ‘polderpoging’ worden. Minder partijpolitieke belangen
en meer deskundigheid. Als we alle zeilen bijzetten kunnen we gecontroleerd
de waterveiligheid en zoetwatervoorziening garanderen.
Ruimtelijke ordening
Wat betreft een Nationale Omgevingsvisie (NOVI) wijst de Rli in haar
advies van afgelopen november op het belang van samenhang. Eerder, bij
de invoering van de Omgevingswet eind juni, was de strekking van het
manifest van koepelorganisaties IPO, VNG en UvW eveneens ‘Werk als één
overheid’. Maar wie het Kabinetsperspectief NOVI leest, moet constateren
dat het allerbelangrijkste thema klimaatbestendigheid nog veel te weinig
doorwerkt.
Windparken en andere bouwwerken in zee bemoeilijken de nog te bepalen
en aan te leggen infrastructuur. Voorlopig is terughoudendheid bij ruimtelijke
ordening op zee gewenst.
.
Plannenmakers, bestuurders en regelgevers mogen beseffen dat geen bestaande
visie, innovatie, conservatieve aanname, vermeend natuurbelang, aanwezige
bebouwing, bestemming of bescherming overeind blijft als deze conflicteert
met de gekozen koers.
“Meer dan ooit hebben we sturing nodig, om het Nederland van de toekomst vorm te geven.“ (citaat Marcel Bayer, hoofdredacteur ROmagazine, 2018)
Wil Borm Adviesgroep Borm & Huijgens - februari
2019