Inspraak ontwerp-aanwijzingsbesluiten Natura 2000-gebieden 4e tranche.
Betreft Biesbosch (112)
Door:
Werkgroep Biesbosch – Vereniging Madese Natuurvrienden
Adviesgroep Borm & Huijgens
Etten-Leur, 29 november 2009
LS.,
Hoewel we in de gelegenheid werden gesteld om in te spreken tijdens de informatieavond van 15 oktober 2009, achten we het gewenst om aanvullend schriftelijk te reageren.
In het deltagebied, van Biesbosch tot kust, is geen zekerheid over de toekomstige veranderingen in het rivierwaterbeheer en de gevolgen hiervan op de natuur. Instandhoudingsdoelen zoals behoud, uitbreiding en verbetering zijn tegengesteld aan de voortgaande deltaprocessen. De door u toegevoegde notitie ‘Extra aandacht voor eb en vloed in de Biesbosch’ vermeldt niet dat vanaf 1970 het riviergedrag het nog aanwezige restgetij in de Brabantse en de Dordtse Biesbosch nivelleert en dat de reële kans bestaat dat over enkele decennia in de gehele Biesbosch geen getijde meer aanwezig is. Er gaapt dan ook een grote kloof tussen het ontwerp-aanwijzingsbesluit en de realiteit. Het opstellen van een beheerplan voor het buitendijkse deel van de Biesbosch is momenteel niet mogelijk.
De landelijke coördinatie van Natura 2000 onderkent genoemd probleem voor alle betrokken Natura 2000-gebieden en is bezig met het zoeken naar oplossingen. In het ontwerp-aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied # 112 Biesbosch is hiervan niets meegenomen. Dit is wel aan te raden, zodat DLG zich kan beperken tot zinvol werk, namelijk het omschrijven van een beheerplan voor de binnendijkse gebieden.
Toelichting
De herijking van de zoetwaterverdeling over
het hoofdwatersysteem start in 2009 en is in 2015 afgerond. Dit wordt
het fundament van het Nationaal Waterplan en van een klimaatbestendig
Nederland. In dit op te stellen plan prevaleren de doelen waterveiligheid
en zoetwatervoorziening. Daarnaast krijgen het gezond maken van de
deltawateren en het ontwikkelen van estuariene dynamiek de aandacht.
Een centrale regie met een algemene visie maakt een eind aan de verbrokkeling van waterstaatkundige plannen. Voor regionale stuurgroepen is het pas mogelijk om definitieve deelprogramma´s samen te stellen als er sprake is van landelijke samenhang. Alle gebieden krijgen daarom een opdracht van de Ministeriele Stuurgroep Deltaprogramma (MSD). De kern van de opdracht is het op een zodanige wijze borgen van de lange termijn waterveiligheid en klimaatbestendigheid en het scheppen van de randvoorwaarden voor duurzame zoetwatervoorziening, dat dit op een integrale wijze bijdraagt aan een ecologische en economische versterking.
Per deelprogramma zijn daarnaast de beschikbare middelen
(geld, diensten en watergaranties) van belang. Bij de verdeling van
zoetwateraanvoer kan men per deelgebied zowel aandacht schenken aan
het vaststellen van de optimale aanvoer, als aan de maximaal en minimaal
toelaatbare aanvoeren. Vervolgens kan met de uitwerking van samenhangende
regionale deelplannen begonnen worden.
.
Ganzen - Foto: C. Huijgens
Ecologische verbetering in delta en rivieren
De Afsluitdijk betekende
in 1932 een enorm verlies aan trekvissen. Deze afsluiting maakte het
voor veel vissen vrijwel onmogelijk om hier vanuit zee de rivieren
te bereiken. Met de aanleg van de Deltawerken volgde later een tweede
klap. Door de Afsluitdijk en de Deltawerken zijn verbindingen verbroken
en is vervolgens de kwaliteit van diverse geïsoleerde wateren gedaald.
Vanwege de ecologische gevolgen is het voor de Nederlandse trekvis
inmiddels vijf voor twaalf. In de komende planvorming vereisen de
implementatie van de EU-Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Natura 2000-beleid
maatregelen om het estuariene karakter van de deltawateren te herstellen.
Het ‘oorspronkelijke’ estuariene karakter zal echter niet op dezelfde locaties terugkeren, omdat zowel de natuur als de inrichting van Nederland continue veranderen. Zo komt het einde in zicht van de zoetwatergetijdengebieden langs de Oude Maas en in de Sliedrechtse Biesbosch, die na de Deltawerken konden voortbestaan vanwege het restgetij via de Nieuwe Waterweg.
Met de afsluiting van de Nieuwe Waterweg verdwijnen
eveneens de enorme zoetwaterbellen die tweemaal daags in de Noordzee
stromen en die tot ver in de Waddenzee waarneembaar zijn.
Met een herziening van de zoetwaterverdeling doet zich een unieke
kans voor om met continue open verbindingen de ecologische relaties
tussen zee en rivieren blijvend te herstellen. Om hierbij de rivieropwaartse
invloed vanuit zee terug te dringen is verlenging van de afvoerroutes
van het rivierwater naar zee of in zee gewenst.
In de stroomgebieden van Rijn en Maas is tientallen jaren gewerkt aan onder meer beekherstel, vispassages, natuurvriendelijke oevers en vloeiweiden. Deze maatregelen worden pas echt effectief bij een blijvende overgang van zout naar zoet. Als de natuurlijke relatie tussen rivieren en zee zich kan herstellen, dan kunnen de rivieren de ruggengraat gaan vormen van de natte component van de Ecologische Hoofdstructuur, het netwerk van de Nederlandse natuur.
De komende waterverdeling bepaalt de mogelijkheden voor inrichting. Men kan zich afvragen of hierbij gespecificeerde formuleringen van natuurdoelstellingen niet overbodig zijn, aangezien de morfologische voorspellingen, die de basis vormen voor de effectvoorspelling voor de natuur, met relatief grote onzekerheden zijn omgeven. Dit geldt in sterke mate voor de betrokken Natura 2000-gebieden.
Waardevolle natuurgebieden zullen van karakter veranderen, maar het verlies van biotopen wordt ruimschoots gecompenseerd door inrichtingen die op termijn het beste zijn voor het milieu en het ontstaan van nieuwe natuurgebieden. Hierbij valt te denken aan het gezond maken van geïsoleerde deltawateren middels doorstroming, de uitbreiding van de voorkust en de verlenging van de estuariene overgangsgebieden naar zee. Het is vervolgens aan de natuur om aan duurzame, kwalitatieve en voortgaande processen verdere invulling te geven. De mens wordt eerder toeschouwer dan spelbepaler en aanschouwt waar en in welke vorm de estuariene dynamiek ontstaat.
De toekomst van de Biesbosch
De Biesbosch van vroeger wordt gekoesterd. Boeken met historische
prenten en sfeerimpressies gaan als zoete broodjes over de toonbank.
Met de ´terug in de tijd doelstelling´ zoetwatergetijdenmilieu voor
het Nationaal Park wordt er op papier nog altijd een getijdengebied
neergezet, terwijl in werkelijkheid het buitendijkse milieu onder
invloed staat van de rivieren. Sterft de Biesbosch een langzame dood
of herrijst ze als natuurgebied?
Dat de oude Biesbosch verdwijnt, is iedere trouwe bezoeker meer dan duidelijk. Hiervan getuigen boeken als “De Biesbosch, het karakter na de grote verandering” en “Van hennip tot netelbos”, onderzoeken en inventarisaties. Afkalving en bodemaanslibbing zijn de belangrijkste processen.
Na 1970 nam de verontreiniging van de waterbodems
hier ongekende vormen aan. Het buitendijks milieu kreeg een bedenkelijke
kwaliteit en bleef vanwege het onregelmatige riviergedrag soortenarm.
Robuust en dynamisch, roepen de liefhebbers van zo´n ruig landschap.
Kwantiteit, maar geen kwaliteit, waarschuwen de biologen.
Op hogere en geïsoleerde plaatsen hebben vervuiling en verstoring
minder invloed. Men kan er waardevolle bosontwikkeling en moerasvorming
waarnemen. Geïsoleerde natuurpoldertjes veranderden in ware vogelparadijzen.
In de Biesbosch leidde menig natuurproject tot een teleurstelling. Dit door het streven naar zogenaamde oorspronkelijkheid middels herstelwerkzaamheden, in plaats van in te spelen op veranderingen. Zelfs veertig jaar na de afsluiting van het Haringvliet werd een poging ondernomen om in de Zuiderklip een zoetwatergetijdenmilieu te krijgen.
Voor het project Zuiderklip wordt de komende periode
aan de hand van een milieueffectrapportage gezocht naar een betere
inrichting. Met een bestemmingswijziging van getijdengebied naar bijvoorbeeld
water, moeras, rietvelden en weidevogelgebied kan dit hart van de
Brabantse Biesbosch alsnog een natuurfunctie krijgen. Als er goede
milieuvoorwaarden worden geschapen door inrichting en beheer, dan
kan de natuur hier zelf een duurzame invulling aan geven.
.
Visarend - Foto: C. Huijgens
De Biesbosch en Natura 2000
De Biesbosch staat op de nominatie om een
Natura 2000 gebied te worden en de procedure hiervoor gaat nog dit
jaar van start. De Europese Unie wil hiermee de achteruitgang in biodiversiteit
stoppen. Om in aanmerking te komen zijn duurzame en kwalitatief goede
ontwikkelingsmogelijkheden vereist.
In opdracht van het ministerie van LNV starten de DLG (Dienst Landelijk Gebied) en Staatsbosbeheer met betrokkenen in september met het samenstellen van het beheerplan voor de Biesbosch. Het plan gaat de locaties van de in stand te houden natuurwaarden beschrijven, geeft aan waar en in welke mate en in welk tempo natuurwaarden moeten worden ontwikkeld, omschrijft de beleid- en beheersmaatregelen die nodig zijn om de doelen te bereiken of te handhaven, welke bestaande activiteiten hiervoor schadelijk zijn en hoe de uitvoering van het beheerplan verder wordt gemonitord en gefinancierd. Dit beheerplan is al in december 2010 in concept gereed. Als parkbeheerder heeft Staatsbosbeheer invloed op de binnendijkse en hogere delen. Hier kan het nieuwe beheerplan zich op richten.
Voor het buitendijks gebied kunnen slecht globale verwachtingen en wensen beschreven worden. Daar bepaalt straks het integraal landelijk waterbeheer de gang van zaken. Het komende Nationaal Waterplan heeft twee hoofddoelen, namelijk waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Welke rol kan de Biesbosch hierin spelen?
De Biesbosch en waterveiligheid
Bij hoge rivierafvoeren en hoge zeewaterstanden waarbij
niet in zee gespuid kan worden, ligt de Biesbosch op de overgang van
waterafvoer naar noodberging.
Nu krijgt de Noordwaard een belangrijke functie in de nooddoorstroming
van het Rijnwater. De doorstromingsfunctie van de Brabantse Biesbosch
is echter te verwaarlozen, omdat het water dat via de smalle Bergse
Maas wordt aangevoerd gemakkelijk is te verwerken door de rivier de
Amer. Het ziet ernaar uit dat hier de rol als wateropvang van grotere
betekenis zal zijn.
Een overstroming van de Randstad kan onze maatschappij
ontwrichten. Bij zeer hoge rivierafvoeren gaat dan ook het Rijnmondgebied
dicht en stroomt het water richting Biesbosch en Haringvliet. Nu is
het Haringvliet voor tijdelijke rivierwateropvang in de Zuidwestelijke
Delta te klein. Stagnatie van doorstroming in het Hollandsch Diep
vergroot bij hoge rivierafvoeren het overstromingsrisico in de regio
ten oosten van Moerdijk. Veel zal afhangen van de keuzes die gemaakt
gaan worden voor de inrichting van de Zuidwestelijke Delta. Alleen
als daar de noodberging- en spuimogelijkheden maximaal benut worden
kan het overstromingsgevaar in de Biesboschregio worden beperkt.
Nachtegaal
- Foto: Gerda de Bruijn
De Biesbosch en de zoetwatervoorziening
Regionale zoetwatervoorziening is afhankelijk
van de aanvoer uit het hoofdwatersysteem.
De herijking van de zoetwaterverdeling in Nederland start in 2009
en dient in 2015 afgerond te zijn. Deze verdeling bepaalt onder meer
de inrichtingmogelijkheden voor de wateren van de Zuidwestelijke Delta.
De kans bestaat dat het Volkerak-Zoommeer, het op een na grootste zoetwaterbassin van Nederland, zout gaat worden. Het zoete water van het Haringvliet dreigt vervolgens door de Kier (experimentele doorstroming van zout water bij de Haringvlietsluizen), door achterwaartse verzilting via het Spui en door zoutindring bij de Volkeraksluizen te worden besmet. Het tijdelijk of definitief in onbruik raken van innamepunten van zoet water maakt het noodzakelijk om alternatieve voorzieningen aan te brengen en voor tijden van schaarste voorraadvorming te creëren.
Toen in de zestiger jaren in de Biesbosch de spaarbekkens werden aangelegd zagen velen het verdwijnen van de landbouwpolders als een bedreiging. Toch maakten deze bekkens de weg vrij voor de instelling van een Nationaal Park. Uiteindelijk bleek een vierde spaarbekken overbodig. Zoetwatervoorraden in open verbinding met het riviersysteem lopen het risico dat ze verontreinigd kunnen worden. De enige kwalitatief hoogwaardige voorraadvorming die zekerheid geeft, is die in spaarbekkens. Tot nu toe zijn er in de Biesbosch drie aangelegd. Met het te verwachten verlies aan zoetwaterbuffers neemt de vraag toe en is het niet denkbeeldig dat er weer gedacht gaat worden over de aanleg van een of meer spaarbekkens in de Biesboschregio. Gezien de locatie en de bestaande infrastructuur ligt deze keuze voor de hand.
Mocht er afgezien worden van de verzilting van het
Volkerak-Zoommeer en kunnen bij de herijking van de zoetwaterverdeling
in Nederland de zoetwatervoorraden in de Zuidwestelijke Delta behouden
blijven, dan zijn de bestaande bekkens in de Biesbosch voldoende.
Slot
Veel is nog onzeker wat betreft de buitendijkse Biesbosch.
Als we eindigen met een duurzaam Nationaal Waterplan, een bij hoge
rivierafvoeren overstroombare Noordwaard, schone kunstmatige meren
in de vorm van spaarbekkens en een nieuw beheerplan voor de natuurpolders
en hogere gronden, dan is deze combinatie het best haalbare voor de
toekomst van het Nationaal Park en de toename van de biodiversiteit.
Wellicht voldoet de Biesbosch hiermee aan de normen voor Natura 2000.
Hoogachtend,
W.J. Borm
Werkgroep Biesbosch – Vereniging Madese Natuurvrienden
Adviesgroep Borm & Huijgens