24 december 2010 H2O / 25/26 zie link
Een landelijk inrichtingsvoorstel voor
waterveiligheid, zoetwatervoorziening en estuariene dynamiek
Samenhang
Tussen de heersende opvattingen over hoe we met
het rivierwater dienen om te gaan bestaan grote verschillen, die zich
manifesteren in talrijke en zeer uiteenlopende ideeën. Daarbij blijkt
eenmaal op de rails gezet beleid vaak moeilijk om te buigen en hiervan
afwijkende ideeën worden niet gemakkelijk meer in overheidsplannen opgenomen.
De vele planvorming brengt onrust die niet bevorderlijk is voor het
draagvlak dat de realisatie van een klimaatbestendig Nederland behoeft.
Allereerst is een samenhangend landelijk plan op hoofdlijnen vereist, voordat er regionaal gericht gewerkt kan worden. Men dient daar te investeren waar dit het meest efficiënt is. Om gemiste kansen en kapitaalvernietiging te voorkomen, kan bij alle plannen in beeld gebracht worden in hoeverre ze bijdragen aan waterveiligheid, zoetwatervoorziening en estuariene dynamiek. Selectie op relevantie verschaft duidelijkheid voor de te maken keuzes.
Afsluiting Nieuwe Waterweg
De zeespiegel stijgt en er dringt meer zout water Nederland
binnen. Het huidige waterbeheer is erop gericht om verzilting en zoutindringing
via de Nieuwe Waterweg zoveel mogelijk te voorkomen door heel veel rivierwater
daarheen te leiden. Midden in de regio waar waterkwaliteit en zoetwateraanvoer
het meest onder druk staan, gaat momenteel het merendeel van het zoete
water in zee verloren. Dit maakt van onze Rijksoverheid de grootste
waterverspiller. De landelijke zoetwatervoorziening is zo letterlijk
dweilen met de kraan open en zout dringt steeds verder landinwaarts.
Op termijn is dit niet houdbaar.
Met de realisatie van zeesluizen voor de Nieuwe Waterweg komt er voldoende
zoet water vrij voor alle landelijke wateropgaven in de komende eeuwen.
Onvoldoende beschikbaarheid van zoet water is in ons zoetwaterland een
door de mens gemaakt probleem, dat niet hoeft te blijven.
Een inrichting met één zeegeul naar zowel de Europoort als naar de nog
aan te leggen zeesluizen, zoals weergegeven op de afbeelding, lijkt
een efficiënte oplossing. Tijdens de gehele aanleg blijven de vrije
doorvaart en de beperkte waterveiligheid intact.
Samengaan van visies
De visie van Borm & Huijgens richt zich op estuariene
dynamiek, op het behoud van de zoetwatervoorraden en waterveiligheid
door middel van berging. Het Plan Beaufort bouwt voort op het concept
“Watersnelweg Waal” van Rijkswaterstaat uit 2003 en richt zich vooral
op waterveiligheid. De belangrijkste onderdelen van dit plan zijn twee
primaire dijkringen, overbelastbare dijken, een sterke kust en een verdeelwerk
bij Pannerden.
Voor beide is afsluiting van de Nieuwe Waterweg met sluizen een vereiste.
Het ineenschuiven van de twee visies geeft optimale waterveiligheid
en een reguleerbaar estuarien milieu. Hierbij blijven de zoetwatervoorraden
behouden.
Het samenvoegen in dit artikel betekent niet dat beide visies als zelfstandige plannen niet blijven bestaan.
Reguliere rivierwaterafvoer
Bij het inrichtingsvoorstel `Plan Beaufort en Advies
Borm & Huijgens´ stroomt het zoete water onder normale omstandigheden
op de eindtrajecten via verlengde routes naar zee. Dit onder vrij verval
en met een lagere stroomsnelheid en een iets hoger rivierpeil dan nu.
Zowel voor de Zuidwestelijke Delta als bij de Afsluitdijk, komt de zee
hierdoor relatief verder weg te liggen. Hierdoor wordt de rivieropwaartse
invloed van de zee teruggedrongen, de verzilting tegengegaan en blijven
de zoetwatervoorraden behouden.
Afsluiting van de Nieuwe Waterweg met zeesluizen is noodzakelijk om de Randstad te beschermen. Er komt hierbij voldoende zoet water beschikbaar om ruimte en keuzemogelijkheden te geven aan de herijking van de landelijke zoetwaterverdeling. Het Rijnmondgebied kan indien nodig lozen via spuisluizen.
Doorstroming maakt de deltawateren weer gezond . Estuariene dynamiek kan gestalte geven aan het grootste herstelproces van de West-Europese natuur, namelijk het herstel van de ecologische relaties tussen de zee en de stroomgebieden van Rijn, Maas en Schelde.
Zowel de overgang van zout naar zoet als de mate waarin
de Oosterschelde iets verzoet zijn reguleerbaar middels kribben en de
spuisluizen. Dit garandeert stabiele, duurzame en tevens dynamische
natuurontwikkeling.
Een teveel aan zoet water kan naar keuze worden afgevoerd
via de Nieuwe Waterweg, het Volkerak-Zoommeer en de Haringvlietsluizen.
Bij ernstig zoetwatertekort wordt er niet of nauwelijks gespuid en is de doorstroming minimaal.
Opvang van piekafvoeren
Nabij Pannerden zorgt een verdeelwerk voor reductie van
de noordelijke Rijnwaterafvoer. Bij extreem hoge afvoeren wordt het
rivierwater naar de Zuidwestelijke Delta geleid. Op momenten dat er
bij piekafvoeren niet gespuid kan worden, wordt de maximale bergingscapaciteit
ingezet en kan als laatste het Volkerak-Zoommeer nog als komberging
fungeren. Hoogwaterkeringen en zeesluizen beschermen dan het Rijnmondgebied.
Om stagnatie van doorstroming in het Hollandsch Diep zo lang mogelijk
te voorkomen zijn alle Deltawateren van de verlengde route opgenomen
in de noodberging. Zodra het zeeniveau het toelaat, zijn er meerdere
spuimogelijkheden inzetbaar. Bij de Afsluitdijk worden de bestaande
spuisluizen gebruikt. Voorspuien is een middel om de tijdelijke bergingscapaciteit
extra te vergroten. Het is afhankelijk van de klimaatverandering of
een dergelijk systeem aan de normen voor waterveiligheid blijft voldoen.
Wanneer Nederland eenmaal is verdeeld in een Noordelijke en Zuidelijke grote dijkring, met daartussen de Watersnelweg Waal, gelegen tussen hoge klimaatdijken, speelt de opvangcapaciteit van de Zuidwestelijke Delta geen cruciale rol meer. Bij piekafvoeren gaat het rivierwater tussen klimaatdijken zoveel mogelijk of helemaal rechtstreeks door de Haringvlietsluizen naar zee. Hiermee is naar verwachting de klimaatbestendigheid van Nederland voor de komende 200 jaar gegarandeerd.
Adviesgroep Borm & Huijgens – Bureau Beaufort
oktober 2010
Websites:
www.adviesgroepbormenhuijgens.nl
www.bureaubeaufort.com